Debat wegens succes herhaald op 3 april

Aanstekelijk eerste debattoernooi tussen fiscale ridders over ongelijkheid 

Op 10 november hield The Floris haar eerste live debat over het thema “Ongelijkheid in de fiscaliteit”. In Kasteel Woerden kruisten fiscalisten de verbale zwaarden met elkaar onder leiding van Charles Groenhuijsen en met medewerking van oud-rechter Theo Groeneveld. Het werd een buitengemeen geanimeerde (Lagerhuis)middag mét inhoud. Een kort verslag. 

Het eerste The Floris-debat werd gevoerd aan de hand van een drietal scherpe stellingen en een toelichting daarop van een inleider, waarbij het lot bepaalde wie er in het ‘pro-’ of ‘contra-kamp’ zat. De kampen zaten zoals in het Britse Lagerhuis tegenover elkaar en de leden ervan stonden, zoals dat in het Britse parlement ook gaat, telkens op als ze een argument wilden inbrengen. Alle aanwezigen hadden zicht- en hoorbaar veel plezier in het vrijelijk debatteren. Het feit dat je stellingen moest verdedigen waar je persoonlijk helemaal niet achter hoefde te staan, werd als heel verfrissend ervaren. Het gaf ruimte om de gedachten te laten vloeien, de vrijheid om argumenten uit te proberen, waarbij het veel meer ging om de inhoudelijke argumenten te beproeven dan om het eigen, heilige ‘gelijk’. Oud-rechter Theo Groeneveld, die gevraagd was een ‘Maarten van Rossum-achtige rol’ te spelen, kweet zich hierbij vol verve en niet zonder ironie van die taak. De klik met debatleider Charles Groenhuijsen was evident en dat creëerde een sfeer waarin inhoud en plezier een prettig huwelijk aangingen.

Debatronde 1: Beïnvloeding van de rechter

Stelling: Een inspecteur die zich bezondigt aan bewust onvolledige dossiervorming in procedures moet strafbaar worden gesteld (inleider: Dick Barmentlo). 

Bij de eerste stelling werd de bedenkelijke selectieve informatievoorziening door de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie aan de orde gesteld. Als de rechter wordt beïnvloed door hem bewust selectief informatie te verschaffen, dan moet dat keihard strafbaar moet worden gesteld, betoogde inleider Dick Barmentlo niet zonder pathos. Hij wees daarbij fijntjes op de informatiegeeuwhonger van de Belastingdienst. De wet (voor de liefhebber: de artikelen 47 en volgende van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) geeft de fiscus ruime bevoegdheden om belastingplichtige burgers het hemd van het lijf te vragen. Als de Belastingdienst het wil, moet je je archiefkast omgooien en alles ophoesten. Dat leidt tot ongelijkheid, want er bestaat nauwelijks rechtsbescherming tegen dergelijke informatieverzoeken. Pas in een bezwaarprocedure achteraf kun je als burger het dossier van de Belastingdienst inzien. 

Dat is nog tot daaraantoe, zo betoogde Barmentlo, maar in de praktijk blijkt dat de Belastingdienst selectief omgaat met die inzage: je krijgt lang niet altijd alle relevante stukken te zien. Terwijl de wet er toch kristalhelder over is: de Belastingdienst is verplicht álle stukken in het dossier te voegen die op de zaak betrekking hebben. Barmentlo haalde een sterk staaltje uit zijn praktijk aan waarin de Belastingdienst de rechter bewust onjuist voorlicht over een derdenonderzoek. De informatie over dat onderzoek werd doodleuk uit het dossier gehouden. De rechter was ‘not amused’ en vernietigde prompt de aanslag. Als je rechten op een eerlijk proces zo met voeten getreden worden, dan zou je die praktijken beter strafbaar stellen, stelde Barmentlo voor.

In het ‘Lagerhuis’ ging het daarop los tussen de voor- en tegenstanders, die zich met zichtbaar genoegen, theatrale gebaren en stemverheffingen vastbeten in de stelling. De voorstanders verdedigden sowieso dat elke vorm selectieve informatievoorziening strafbaar moet worden gesteld, ongeacht of dat invloed heeft op het oordeel van de rechter en het verloop van de procedure. Kijk maar naar de geruchtmakende Toeslagenaffaire: daar werden ook vaak onvolledige dossiers geleverd! Zo’n kunstje van de overheid is derhalve niets minder dan een ambtsmisdrijf. En we missen een dergelijke bepaling, ook om het normbesef er aan overheidszijde goed in te prenten.

Onzin, betoogden de tegenstanders: de rechter heeft allang voldoende middelen om hier een stokje voor te steken en gevolgen te verbinden aan het handelen van de Belastingdienst.

‘Sidekick’ Theo Groeneveld schetste wat de praktische gevolgen zouden zijn van strafbaarstelling: een monsterfile van procedures, waarin opzet niet of nauwelijks te bewijzen is. Groeneveld, op sardonische wijze: ”Ellenlange procedures die voortglijden over dit land.” 

Vervolgens wezen de voorstanders op praktijkvoorbeelden waarin het beginsel van een eerlijk proces door de overheid is geschonden, bijvoorbeeld de gemeente Utrecht die bewust dwangsommen betaalt omdat niet voldaan wordt aan een rechterlijk vonnis. Het debat is bij tijd en wijle verhit. Mooi is de opmerking van een deelnemer dat individuele gedragsverandering moet worden afgedwongen. Dat heeft namelijk ook een preventief effect, maar over de modaliteit daarvan worden de deelnemers het, weinig verbazingwekkend, echter niet eens.

Theo Groeneveld en Charles Groenhuijsen

Debatronde 2: Beïnvloeding van de Wetgever 

Stelling: Fiscalisten die de lobby voor fiscale wetgeving steunen handelen maatschappelijk onbetamelijk (inleider: Ineke Koele). 

Deze stelling is uiterst actueel nu door fiscalisten actief wordt meegewerkt aan de lobby voor het behoud van de bedrijfsopvolgingsregeling in met name de Successiewet en niet zelden aan de hand van argumenten die niets of heel weinig met fiscaliteit te maken hebben. Koele betoogde dat fiscalisten zich vanuit hun onafhankelijkheid beter kunnen richten op het grote plaatje dan op het korte termijnbelang van hun cliënten. In het grote maatschappelijke thema van ongelijkheid is de ondergrens dat vermogende families hun vermogen niet dienen in te zetten om louter hun privé belang te dienen. Het lobbyen voor behoud van een vrijstelling, die in huidige vorm vanuit een oogpunt van ongelijkheid moeilijk te onderbouwen is, behoort daar in elk geval toe. Daarbij komen bovendien in het publieke domein regelmatig argumenten voor die frames zijn (‘ongelijkheid met andere bedrijven’, ‘werkgelegenheid’, ‘achterstand op buitenlandse bedrijven’) en niet op realiteit berustend, of nog erger: regelrechte dreigingen (‘we verkopen de familiebedrijven aan de Chinezen’). 

Het wérkelijke issue is dat eigenaren van familiebedrijven geen pottenkijkers willen, en daarmee niet liquide zijn. Als er een markt is voor de aandelen in familiebedrijven, is het betalen van belasting geen enkel probleem (behalve dat de concentratie in handen van de familie vermindert). Daarmee zijn alle andere argumenten brodeloos. 

Fiscalisten, zo betoogde Koele, zouden de frames moeten herkennen en het verlicht eigenbelang van hun cliënten moeten dienen, door voor te sorteren om meer duurzamere vormen van wetgeving in het licht van de huidige spanning in de samenleving rond ongelijkheid. De maatschappelijke schade is bovendien enorm doordat door de voortdurende dreiging van versobering van de bedrijfsopvolgingsregelingen, fiscalisten adviseren het bedrijfsvermogen over te dragen aan de volgende generatie, dat dan vervolgens wordt afgegrendeld met controlerende mechanismen. Het zijn juist die interventies die leiden tot de teloorgang van familiebedrijven, waardoor de maatschappelijke schade mede wordt veroorzaakt door fiscalisten. 

Een levendige discussie ontbrandde over wat ‘betamelijkheid’ in deze stelling inhoudt en hoe zich dit verhoudt tot de maatschappelijke rol als adviseur, in verhouding ook tot de als kwalitatief matig beoordeelde volksvertegenwoordiging. Het ‘contra-kamp’ benadrukte dat fiscalisten ook als belangenbehartiger van hun cliënten zouden kunnen lobbyen net als NGO’s zoals Oxfam, of zoals politieke partijen dat evenzeer doen. Alle burgers gedragen zich als lobbyist in fiscalibus, dus waar blijven de adviseurs? Het feit dat de argumenten niet alleen inhoudelijk maar vaak frames zijn, doet daar volgens de tegenstanders niets aan af omdat we nu eenmaal in een vrij land leven (onder veel hilariteit wordt het ‘recht op bullshit’ ook voor fiscalisten verdedigd). Het pro-kamp onderbouwde de stelling verder door te spreken over het privilege van een belastingadviseur, waarbij die hun invloed en expertise op een prudente wijze in dienen te zetten ter bescherming van hun professie en de langetermijnbelangen van belastingplichtigen. Door wie en voor welk doel laten adviseurs zich gebruiken of (al dan niet direct) kopen? Dat leverde het puntig filosofische commentaar op Theo Groeneveld dat elke belastingadviseur uiteindelijk toch een Mephistopheles is die zich door Faust laat influisteren om zijn ziel te verkopen.  

Is elke belastingadviseur uiteindelijk toch een Mephistopheles is die zich door Faust laat influisteren om zijn ziel te verkopen?

Waar het pro- en contra-kamp elkaar uiteindelijk vonden is dat een fiscalist in elk geval transparant en aanspreekbaar moet zijn over de hoedanigheid en kwaliteit van zijn/haar betoog: als fiscalist (inhoudelijk) of als lobbyist (belangenbehartiging). Onder het mom van ‘expertise’ lobbyen voor een groep cliënten is daarmee níet betamelijk. Dit raakt ook de discussies over hoogleraren die tevens lobbywerk verrichten en aan rolvervaging doen.  

Koele amendeerde vervolgens haar stelling door voor te stellen, in navolging van de oproep van stichting Lobbywatch, dat een zogenoemde legislative footprint met een lobbyparagraaf wordt opgenomen in elk wetsvoorstel alsmede een lobbyregister waarin ook fiscalisten die lobbyen worden geregistreerd. De geheime wandelgangen van fiscalisten in de politiek dragen volgens haar nu eenmaal niet bij aan het vertrouwen tussen samenleving en overheid. 

3. Beïnvloeding van belastingplichtigen: 

Stelling: In een gezond level playing field delen fiscalisten hun kennis onderling en met de Belastingdienst (inleider: Lammers). 

Ongelijke kennisdeling leidt tot ongelijkheid. Deze stelling werd uitgewerkt aan de hand van de zogenoemde Paradox van Controle (hoe meer informatie wordt geconcentreerd, hoe minder effectief deze informatie is) door Marloes Lammers. Lammers lichtte haar stelling toe aan de hand van een tweetal voorbeelden. Als eerste verwees zij naar haar oproep om ondernemers en de overheid veel meer de bij hen beschikbare informatie met elkaar te laten delen over risico’s van fraude(urs) om zodoende effectief btw-fraude te voorkomen. Voor belastingplichtigen is informatie over bijvoorbeeld de status van btw-fraudeurs van groot belang om zelf gevrijwaard te kunnen blijven van de gevolgen van btw-fraude door een ander. Voor de overheid, die veel meer informatie bezit, is dit zonder enige reserve evenzeer van groot belang. En toch gebeurt het niet. 
Voor fiscalisten is het uitwisselen van vakinhoudelijke kennis (kantooroverstijgende VTO’s, oftewel: Vaktechnische Overleggen) in feite een no-brainer, zo betoogde Lammers, omdat een blik van buitenaf voor hele andere inzichten zorgt, die anders binnen de kantoormuren niet naar boven komen. Het spreekwoord ‘twee weten meer dan één’ zou hier dus opgeld kunnen doen. Maar ook bij btw-fraude zou het, zoals gezegd, behulpzaam zijn. Waarom de rotte appels beschermen en hun gang laten gaan, terwijl ze in een vroegtijdig stadium kunnen worden geneutraliseerd, waardoor het btw-gat kan worden verkleind? Het waren stellingen waar eigenlijk niemand het oneens mee kon zijn, maar die toch ook een gevoelige snaar raakten.

Er leek bij de debaters nog de nodige koudwatervrees te zijn. Enerzijds omdat men bang is de ander slimmer te maken en anderzijds omdat er ook commerciële belangen spelen. Sommigen meenden dat de voorgestelde kennisdeling het vooral in Disney-films als sprookje goed zou doen. Het debat wordt afgesloten met de wens of hoop van de meerderheid (ook de tegenstanders van de stelling voelen er wel iets voor) dat het veronderstelde sprookje misschien toch werkelijkheid zou kunnen worden om er zo voor te zorgen dat alle belastingplichtigen op dezelfde wijze worden geïnformeerd. In elk geval werd de recente aankondiging dat het beleid van kennisgroepen zal worden gepubliceerd, van harte toegejuicht. 

Lammers tot slot: “The Floris kan een platform zijn waarbij kennis wordt gedeeld met het publiek, juist als dat van belang wordt geacht voor gelijkheid. Een standaard bezwaarschrift of een do’s and don’ts voor veel voorkomende aanvragen.”



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *