Adviescommissie Algemeen Nut Beogende Instellingen opent "a can of worms"

Wees voorzichtig met wetgeving: To BE or to ANBI, that’s the question!

William Shakespeare: to be or to anbe…

Als ergens een filantropiewagentje in de poep rijdt, komen onze volksvertegenwoordigers er als vliegen op af. Ze hebben er een handje van om periodiek op luide toon maatregelen en zelfs een nieuwe ANBI-wetgeving te eisen. Tegen of voor wat eigenlijk? Tegen maatschappelijke organisaties en hun bestuurders die anti-democratische of anti-sociale activiteiten ontwikkelen: verdachte moskeeën, homogenezers, frauderende bestuurders en derde wereldvertroetelende ngo’s. Allemaal worden die fiscaal vrijgestelde ANBI’s door een naïeve overheid gefinancierd om hun foute hobby’s op rekening van de hardwerkende belastingbetaler uit te oefenen. Daar moet tegen opgetreden worden! Het is een schande! Regering doe er wat aan!

De drie wijzen op een ijsbaan

Het Kabinet voelde zich recent gedwongen er inderdaad wat aan te doen. Althans, maakte gebruik van een bewezen bestuurlijk blusmiddel: daar moet maar eens een adviescommissie overheen! En zo kreeg een commissie van drie wijzen (prof. dr. René Bekkers, hoogleraar Filantropie aan de VU, mr. Hans van Leijenhorst, raadsheer-plaatsvervanger en rechter-plaatsvervanger bij het Gerechtshof Den Haag, de Rechtbank Oost-Brabant en de Rechtbank Midden-Nederland en prof. dr. Ingrid Leijten, hoogleraar Nederlands en Europees Constitutioneel Recht aan Tilburg University) vorig jaar het verzoek om eens uit te zoeken welke veranderingen in de regels voor Algemeen Nut Beogende Instellingen en het toezicht op de naleving van die regels ervoor kunnen zorgen dat deze instellingen “geen gedrag vertonen dat ingaat tegen algemeen gangbare waarden en normen.” Daarmee zette het Kabinet de commissie gelijk op een heel glibberige ijsbaan: wat zijn eigenlijk gangbare normen en waarden en wie bepaalt ze…?

Nu vorige week het adviesrapport is opgeleverd, blijkt dat de commissie zich niet alleen majestueus op de been heeft gehouden, maar ook dat de bal gekaatst in de richting van de ANBI’s met een paar rare stuiters pardoes in het gezicht van overheid en Kamer lijkt terug te komen. En ook in die van de filantropiesector zelf.

Opnieuw: het Wormen- en Madendebat

Laten we eerst even het fundamentele punt van de norm- en waardenbepaling en het toezicht daarop aanhalen. De commissie noemt dat een “toets op grondrechten” en is er glashelder over: neem zo’n toets op grondrechten alsjeblieft niet op in de voorwaarden voor de ANBI-status. Punt. Lange streep. 

Er zijn praktische, maar ook fundamentele bezwaren tegen het wegparkeren van grondrechten bij de fiscus. Om te beginnen is het opnemen van een toets op grondrechten in de ANBI-regeling volstrekt onwerkbaar. Zo’n toets vraagt doorgaans een complexe en gevoelige afweging. De Belastingdienst heeft daarvoor absoluut niet de juiste expertise aan boord. Essentiëler nog is de vraag of de Belastingdienst – een beleids- en uitvoeringsdienst van de overheid – nu de aangewezen partij is om het algemeen nut – een van de kroonjuwelen van een pluralistische democratie – inhoudelijk te kaderen. Dit kan ten koste gaan van de waarde die wordt gehecht aan de genoemde pluriformiteit. De overheid heeft op veel zaken een monopolie, maar zeker niet op het algemeen nut.

Hoe dan organisaties en praktijken die in strijd handelen met gangbare maatschappelijke waarden en opvattingen aan te pakken? Dat kan gewoon via de rechter, stelt de commissie, of door versterking van de bestaande zelfregulering. Daar hebben we nu dus geen fiscus of aparte toezichthouder (zoals een “Charity Commission”) voor nodig.

De overheid heeft op veel zaken een monopolie, maar zeker niet op het algemeen nut.

Keukenmeester Schraalhans

Met dat laatste advies wordt ook het pijnlijke probleem blootgelegd bij de Belastingdienst: organisaties die in het kader van de zelfregulering een CBF-Erkenning hebben en zich committeren aan de gedragscodes van hun koepels (Goede Doelen Nederland, FIN) zijn helemaal geen probleem. Het zijn de ANBI’s die niet-zelfgereguleerd onder de radar van de Belastingdienst vrijwel ongestoord kunnen doorvliegen. Hoe dat kan? Omdat het ANBI-team voor toezicht op 45.000 ANBI’s evident zucht onder ondercapaciteit en werkt met een volkomen achterhaald papieren registratiesysteem. Onvoldoende mensen en middelen maken dat de Belastingdienst amper toekomt aan het opsporen van fraude, zelfs als daarvoor allerlei magische bezweringsformules worden gebruikt, zoals “risicogericht toezicht”. Die Haagse krompraat kan niet verhullen wat de commissie klip en klaar adviseert: er moet – naast verhoging van het aantal zelfgereguleerde ANBI’s – echt een flink blik ambtenaren open en graag ook een digitale portal om fraude werkelijk in kaart te kunnen brengen en aan te pakken. Het is nu waterdragen naar een zee waarvan de omvang volstrekt onduidelijk is, maar die wel voortdurend de bron is van volksvertegenwoordigingsonvrede. Die weer de motor is van méér toezicht en méér regels. Het resultaat is een Babylonische regeltoren die onder eigen politieke wensdenken in elkaar stort. En daarmee alle goedwillende ANBI’s en passant vermorzelt.

Zijn er eenmaal meer ambtenaren en moderne middelen beschikbaar dan kunnen de voorwaarden voor ANBI’s ook wel wat strakker, vindt de adviescommissie. Zo kan de publicatieplicht – die nu ook al onderdeel uitmaakt van de ANBI-voorwaarden, maar waarmee massaal de hand wordt gelicht – beter afgedwongen worden.

Die zagen we effe niet aankomen…

En dan komt de commissie opeens met een advies dat al eerder geopperd is, maar dat we nu even niet zagen aankomen: scherp het algemeen-nut vereiste aan met een jaarlijks activiteiten en/of bestedingscriterium. ANBI’s moeten jaarlijks een bepaald minimum aan activiteiten verrichten of een minimumbedrag voor het algemeen nut besteden. Zo kunnen instellingen die géén activiteiten ondernemen dus ook geen ANBI zijn. De commissie: “Deze extra eis voorkomt bovendien dat instellingen en hun begunstigers van de ANBI-status profiteren zonder dat zij daadwerkelijk bijdragen aan het algemeen nut. Zo kan misbruik van de ANBI-status zoals gesignaleerd door het ANBI-team verminderen. Voorbeelden hiervan zijn het oppotten van vermogen zonder duidelijk doel, het achterblijven van bestedingen, en het ‘leeg declareren’ van ANBI’s.”

De pot op met oppotten

De anti-oppot-eis binnen X-termijn is geen novum. De Belastingdienst in de VS bijvoorbeeld hanteert zo’n tijdgebonden bestedingscriterium. Het ‘bestedingscriterium’ voor Nederlandse ANBI’s is meer algemeen omschreven en ontbeert nog een harde deadline: “een ANBI mag niet meer vermogen aanhouden dan redelijkerwijs nodig is voor het werk voor het doel van de ANBI.” Je mag dus niet “oppotten”, maar wat “redelijkerwijs” is, daarover is met de fiscus in de praktijk in redelijkheid te overleggen.

Binnen een jaar graag

Een flinke stap verder is een ANBI te verplichten tot een besteding binnen een bepaalde termijn. De commissie laat echter wel de deur half open staan, want zegt: “ANBI’s moeten jaarlijks een bepaald minimum aan activiteiten verrichten of een minimumbedrag voor het algemeen nut besteden.” Dat is au fond geen harde bestedingsverplichting, maar er is wel een minimum aan “activiteiten” (übervaag, wat mij betreft) dat verplicht moet worden uitgevoerd binnen een jaar.

Wanneer oppotten overleven is

De vraag is: wat is er verkeerd aan een jaarlijkse verplichting? Je wilt toch niet dat ANBI’s fiscaalluwe spaarpotjes creëren, die mogelijk worden gemaakt uit ’s rijks belastingen? Nee, dat is niet de bedoeling natuurlijk. Vandaar dat een van de belangrijkste voorwaarden voor een ANBI is dat het vermogen wordt aangewend voor doelen die ten minste 90% tot het algemeen nut worden gerekend. De bestedingen aan dat algemeen nuttig doel (zijnde dus niet je kinderen of oom Harry) komende uit een vermogen dat redelijkerwijze nodig is voor de activiteiten en moeten nu op enig, redelijk moment gaan plaatsvinden en kunnen niet ad infinitum uitgesteld worden. Langdurig oppotten kan nu dus ook niet, maar er is wel ruimte voor heel legitieme redenen waarom tijdelijk oppotten (langer dan een jaar dus) voor sommige, startende of conjunctuurgevoelige, ANBI’s juist een heel goed idee is. Bij voorbeeld om een overlevingsreserve te creëren voor calamiteiten. Ik noem voor de vuist weg een pandemie…

Appels en peren: daar zijn ze weer

En hier dreigt ook al onmiddellijk het gevaar dat alle ANBI’s op een grote hoop gegooid worden. Filantropieadviseur Rien van Gendt heeft er meermalen op gewezen dat het verschil tussen fondsenwervende goede doelen en fondsengevende vermogensfondsen voor de overheid eigenlijk sowieso al te veel ambtelijke hoofdpijn genereert. De ANBI-regel dat een fonds niet mag oppotten is te begrijpen voor een goed doel, dat een verantwoordingsplicht ten aanzien van publiek geld heeft tegenover haar donateurs: je geeft niet aan KWF om daar vervolgens alleen de spaarrekening mee te spekken. Voor vermogensfondsen is hun vermogen (doorgaans) juist de primaire beleggingsbron: de reguliere bestedingen komen voort uit het rendement (sunset-scenario’s uitgezonderd). Dat rendement op voorhand te zien als een vorm van oppotterij is te bespottelijk voor woorden.

A can of worms

De commissie heeft met haar advies van een jaarverplichting wel een “can of worms” geopend, die zonder nuancering straks alle kanten opkruipen, zeker bij de om law & order schreeuwende volksvertegenwoordigers. Ik kan het de commissie, die overduidelijk niet met meel in de mond spreekt, ook weer niet euvel duiden dat zij dit spel (weer) op de wagen heeft gebracht. Als de zelfregulering eigenlijk al een heel adequaat antwoord is op al die vermeende ANBI-fraude, moet de kracht van de zelfregulerende sector ook groot genoeg zijn om met vertrouwen de opnieuw aangezwengelde oppot-discussie aan te gaan. Maar eerlijk gezegd ben ik er, gezien het gepolariseerde Haagse politieke circus, ook weer niet overdreven gerust op. Filantropiesector: let op uw saeck!


Geplaatst in Artikelen, OpinieMeer over , , , ,

Edwin Venema is coördinerend redacteur en linking pin van De Ronde Tafel van The Floris. Hij ondersteunt de scribenten in hun vertaalslag van fiscaal mumbo jumbo naar pittige opiniëring die ook voor gewone stervelingen goed te begrijpen is. Venema is van huisuit historisch letterkundige, vervulde vele leidinggevende functies in journalistiek en uitgeefwezen en bestiert tegenwoordig zijn eigen redactiebureau De Kopijmeester en fotografiestudie De Mooilichterij. Als oprichter en voormalig hoofdredacteur van het opinieplatform voor filantropie De Dikke Blauwe, publiceert hij regelmatig over filantropie op persoonlijke titel.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *