We hebben meer helden van Haarlem nodig!

Deel informatie en dicht zo het btw-gat in de dijk!

De anonieme held van Haarlem, die later in het Amerikaanse fabeltje op conto van de imaginaire Hansje Brinker werd geschreven, is het verhaal van de zoon van een Haarlemse sluiswachter. Op een stormachtige middag in 1850 ontdekt hij een klein gaatje in een dijk bij Haarlem. Een catastrofe dreigt en de sluiswachterszoon steekt zijn vinger kordaat in de dijk om een doorbraak te voorkomen, maar kan daardoor niemand alarmeren. Het is een mooie metafoor voor de informatieachterstand bij de verschillende partijen in de fiscale wereld. Een goed voorbeeld is het ‘btw-gat’, dat onder andere door fraude ontstaat. 

In de fiscaliteit kan het net zo uitpakken als bij de held van Haarlem. De ene partij beschikt over informatie die relevant kan zijn voor de andere partij(en) om een uiterst onwenselijke situatie te voorkomen of tegen te gaan. Maar er is wel een belangrijk verschil met de sluiswachterszoon: die kón geen informatie delen, terwijl veel partijen in de fiscaliteit bewust de kaarten stevig tegen de borst houden en zo lang mogelijk wachten met het delen van de informatie. Informatiedeling is namelijk allesbehalve een automatisme in het fiscale domein. Een zeer treffend voorbeeld daarvan is de btw-fraude, een fenomeen dat we niet alleen in Nederland kennen, maar dat zich in heel Europa voordoet. Door (onder andere) btw-fraude ontstaat een ‘btw-gap’, ofwel een gat tussen de verwachte btw-inkomsten en het daadwerkelijk geïnde bedrag. In 2020 schatte de Europese Commissie dit gat al op 164 miljard (!) euro. We hebben het dus niet over een ‘gaatje’ in een dijk, maar eigenlijk over een gigagat waarvoor eerder een stormvloedkering nodig is, dan één vinger om de BTW-tsunami tegen te houden. 

Wat zijn de intenties van een afnemer of leverancier van een ondernemer? Is sprake van btw-fraude in een handelsketen? Voor elk van de partijen geldt dat hij of zij andere mogelijkheden heeft om aan informatie te komen. Op deze verschillende mogelijkheden en hoe deze in ons aller belang te delen, ga ik het nu hebben. Laten we eerst eens kijken welke informatiemogelijkheden de Belastingdienst heeft.

Informatiekennis bij de Belastingdienst

De Belastingdienst heeft op grond van artikel 47 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (hierna: AWR) de mogelijkheid om informatie te vragen bij de belastingplichtige. Dit kan bestaan uit het stellen van vragen die moeten worden beantwoord, maar ook uit het opvragen van de administratie. Een belastingplichtige is verplicht deze informatie te verstrekken als het relevant kan zijn voor zijn belastingheffing. Onder die noemer valt informatie al snel, zodat de Belastingdienst met dit middel ruime mogelijkheden heeft om informatie en dus kennis te krijgen. Op deze manier kan de fiscus dus informatie krijgen over de leveranciers en afnemers van een ondernemer, de condities waarop met deze partijen wordt gehandeld, wie namens deze partijen handelt, welke gegevens van deze partijen bekend zijn, enzovoort. 

De Belastingdienst heeft echter meer mogelijkheden om informatie te vergaren over partijen in de handelsketen. Hij heeft ook de mogelijkheid om een zogenoemd derdenonderzoek te houden. In dat geval gaat de Belastingdienst bij een derde (een administratieplichtige) langs om informatie te verzamelen over de relatie tussen een belastingplichtige en die derde. Die informatie kan ook weer bestaan uit het stellen van vragen en daarop antwoord krijgen, maar ook uit het opvragen van de administratie zelf. 

En dan kan de Belastingdienst ook nog informatie opvragen bij collega’s in het buitenland, want btw-fraude houdt niet op bij onze landsgrenzen. De verschillende belastingdiensten hebben de mogelijkheid om aan elkaar te vragen om informatie te verstrekken. Voor btw-zaken wordt daarbij gebruikgemaakt van zogenoemde SCAC-verzoeken. Door middel van zo’n SCAC kan de Nederlandse Belastingdienst informatie verzamelen die relevant kan zijn voor een Nederlandse belastingplichtige. Zo kan een buitenlandse belastingdienst aangeven dat een partij in hun systemen bekendstaat als een ‘missing trader’ (in het Nederlands ook wel prozaïsch aangeduid als ‘ploffer’) of een vermoeden daartoe. Die informatie is voor een Nederlandse belastingplichtige belangrijk. Een bonafide ondernemer zal immers geen zaken willen doen met een fraudeur. 

Informatiekennis bij de belastingplichtige

Voor een belastingplichtige geldt dat hij op grond van artikel 52 AWR een administratie moet voeren als hij, kort gezegd, een onderneming drijft. In die administratie moet de ondernemer alles vermelden dat relevant is voor zijn belastingheffing. Zo zal hij daarin zijn in- en verkoopfacturen opnemen, net als een kasboek en een bankboek. Daarnaast wordt een ondernemer, voorafgaand aan het aangaan van een (langdurige) handelsrelatie met een leverancier of afnemer, verondersteld onderzoek te doen naar deze partij. Een ondernemer zou namelijk zeker willen weten dat hij zakendoet met een betrouwbare partij. Komt die de gemaakte afspraken (levering van product of betaling van afgenomen producten) na? Hoe is diens liquiditeitspositie van deze partij?, enzovoort. 

Het vergaren van deze informatie is ook belangrijk voor het geval een ondernemer onverhoopt toch in een btw-fraude terechtkomt. In dat geval moet namelijk worden vastgesteld of de ondernemer hiervan wist of had moeten weten. Bij de beoordeling hiervan wordt gekeken of de ondernemer voldoende zorgvuldig is geweest en dus enige vorm van onderzoek heeft gedaan naar zijn leverancier of afnemer. Welk onderzoek de Belastingdienst daarbij precies voor ogen staat, is overigens niet zo duidelijk als je zou willen. Wel heeft de Belastingdienst op zijn website staan waar een ondernemer op moet letten en wat signalen zouden zijn van btw-fraude. Bij de aandachtspunten kan onder andere worden gedacht aan het onderzoeken van de echtheid van de opgevraagde papieren, de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, de geschiedenis van het bedrijf, het btw-nummer enzovoort. Weggevertjes van fraude zijn dan een opvallend lage prijs; dat essentiële informatie op de factuur ontbreekt of dat goederen niet passen in de branche waarin de leverancier of afnemer opereert. 

Naast deze aandachtspunten en signalen, waarschuwt de Belastingdienst ook dat het vaak gaat om een combinatie van factoren. Een ondernemer wordt dan ook geadviseerd om de signalen altijd in de context van andere signalen en vanuit zijn gevoel en ervaring als ondernemer te benaderen. 

Met dit veronderstelde onderzoek vergaart de belastingplichtige ondernemer dus informatie, die hij gebruikt om te beoordelen of hij zaken gaat doen met de andere partij. En als dat het geval is, moet hij die informatie dus opnemen in zijn administratie.

Informatiekennis bij commerciële partijen (bijvoorbeeld banken)

Naast de partijen in een handelsketen (een ondernemer met zijn leverancier of afnemer) zijn bij een transactie vaak andere (financiële) dienstverleners betrokken. Denk aan een bank voor de afwikkeling van de betaling van een transactie. Voordat een bank een bankrekening kan openen voor een klant, moet het nodige onderzoek worden gedaan. Dit (KYC)onderzoek bevat controles op de achtergronden van de nieuwe klant. Daarbij wordt onder andere de identiteit van de klant geverifieerd en welke activiteiten een ondernemer uitvoert. Ook kan een bank tussentijds onderzoek doen naar een banktransactie waarbij rode vlaggen omhooggaan. Op basis van deze informatie uit het onderzoek neemt de bank beslissingen, zoals het openen of het sluiten van een rekening. 

Wanneer wordt deze informatie gedeeld?

Het is duidelijk dat door verschillende partijen informatie wordt verzameld over dezelfde personen. Wat gebeurt daarmee? In de meeste gevallen blijft die gewoon binnen de eigen organisatie: Belastingdienst, ondernemers en banken hebben dus elk hun eigen stuk informatie. Dat die gedeeld wordt tussen de partijen is, zoals gezegd, allerminst een automatisme.

Een ondernemer heeft bijvoorbeeld geen verplichting om de Belastingdienst actief te informeren over bevindingen die hij heeft gedaan in onderzoeken naar leveranciers of afnemers. Als een ondernemer uit dat onderzoek bijvoorbeeld het vermoeden heeft dat de leverancier of afnemer een btw-fraudeur is, dan zal hij daar geen zaken mee doen. Zijn vermoeden delen met de Belastingdienst? Daar bestaat geen wettelijke verplichting voor. Sterker nog, ik denk dat als een ondernemer dit probeert, hij van het kastje naar de muur zal worden gestuurd omdat nergens een echte ‘melddesk’ is voor dit soort vermoedens. 

De Belastingdienst zal de informatie die hij in zijn bezit heeft, ook niet snel zomaar delen met een andere partij. Op grond van artikel 67 AWR rust een geheimhoudingsplicht op de Belastingdienst. Die verplichting wordt vaak naar voren gebracht om bijvoorbeeld informatie die in een SCAC-verzoek is ontvangen, ook geheim te houden voor de ondernemer. Pas als correcties worden aangebracht (bijvoorbeeld het weigeren van het nultarief of de vooraftrek) wordt deze informatie gedeeld. Dit kan zo maar twee of zelfs drie jaar later zijn dan dat de transacties tussen de ondernemer en de leverancier/afnemer hebben plaatsgevonden. 

Voor een bank geldt dat die een actieve informatieplicht heeft, maar dat ziet slechts op bijvoorbeeld het doorgeven van het saldo van een belastingplichtige per 31 december van een jaar. Die informatie kan de Belastingdienst dan gebruiken voor het vaststellen van de belastingheffing over box 3. Verder moet de bank melding doen van ‘ongebruikelijke transacties’ aan de Financial Intelligence Unit (FIU), wat via een omweg bij de Belastingdienst terecht kan komen. Maar informatie die de bank verzamelt in het kader van de KYC-procedure wordt pas gedeeld als de Belastingdienst daarom vraagt. 

Verschillen in informatiekennis: wat zijn de gevolgen?

Doordat partijen informatie niet of pas op een heel laat moment met elkaar delen, blijven veel stukjes informatie op een ‘eilandje’ hangen. Die informatie kan dan niet in een vroegtijdig stadium met elkaar in verband worden gebracht. Als de Belastingdienst de fraude op het spoor raakt kan de vogel allang gevlogen zijn: de leverancier/afnemer is dan niet meer actief, is leeggehaald of blijkt een katvanger te zijn. 

Zouden de puzzelstukjes in een eerder stadium worden samengevoegd, dan kan een fraudeur worden aangepakt vóórdat hij zijn ‘kunstje’ heeft kunnen doen en daarmee de schade heeft laten ontstaan. 

Als een ondernemer het vermoeden krijgt dat hij met een ‘ploffer’ van doen heeft, kan hij besluiten om met die partij geen zaken (meer) te doen. Het probleem is wel dat de fraudeur gewoon weer bij andere ondernemers kan aankloppen. Had de eerste ondernemer een melding kunnen doen bij de Belastingdienst, dan had die snel een onderzoek kunnen instellen en andere ondernemers voor onheil kunnen behoeden.

Omgekeerd geldt hetzelfde voor de Belastingdienst. Komt uit het buitenland informatie over een missing trader, dan is het mogelijk om met één druk op de knop (in het zogenoemde listing VIES-systeem) te zien welke Nederlandse ondernemers zakendoen met deze partij. Door deze ondernemers actief te benaderen en te informeren, worden zij in staat gesteld te onderzoeken of de geuite verdenking terecht is. In dat geval kan de handelsrelatie direct worden stopgezet en wordt de fraudeur de pas afgesneden. 

Dat bespaart iedereen een hoop koppijn, in plaats van soms wel tot drie jaar te wachten met het delen van die informatie. Een periode waarin de fraudeur ongestoord zijn gang kan gaan. En een gemiste kans om btw-fraude terug te dringen en het btw-gat te verkleinen.

De open deur: samenwerken!

Als je al die informatie-eilanden overziet, ligt het voor de hand om alle kennis op één hoop te gooien. Daardoor kun je de eilandjes met elkaar verbinden en het volledige plaatje in beeld brengen, tot voordeel van alle betrokkenen:

* voor de Belastingdienst, die zijn capaciteit concreet kan inzetten om btw-fraudeurs vroegtijdig in het vizier krijgen en te ‘ontmantelen’;

* voor ondernemers, die meer informatie krijgen dan uit openbare bronnen is af te leiden, waardoor ze geen zaken hoeven te doen met malafide partijen en dus het risico op een naheffingsaanslag omzetbelasting verkleinen;

* voor banken, die ook via de andere partijen informatie kunnen krijgen die kan bijdragen aan het KYC-onderzoek en op die manier kan verhinderen dat deze malafide partijen de beschikking krijgen over bankrekeningen. 

In het verleden is wel geprobeerd om te werken aan een proactieve informatiedeling. Aan ondernemers werd gevraagd om nieuwe leveranciers en/of afnemers voorafgaand aan de eerste transactie te melden bij de Belastingdienst. Op die manier zou de Belastingdienst dan snel kunnen zien welke nieuwe partijen zich in de markt begaven. Dat plan liep echter spaak. De Belastingdienst gebruikte in de meeste gevallen deze door aannemers aangeleverde informatie voor haar eigen dossiervoering en onderzoek, maar communiceerde hierover niet tot nauwelijks met de ondernemers. En als wél werd gecommuniceerd, dan kreeg de ondernemer bijvoorbeeld te horen dat hij zelf maar moest onderzoeken of zaken kon worden gedaan met deze partij. Of dat de partij in de systemen van de Belastingdienst niet voorkwam, waaruit dan mogelijk de onterechte conclusie werd getrokken dat het dan wel om een bonafide partij zou gaan. Dergelijke verzoeken om informatiedeling komen nog steeds wel voor, maar dus zonder dat dit voor alle partijen tot een oplossing leidt. 

Iedereen profiteert

Als we de ongelijkheid in informatiekennis verkleinen of zelfs oplossen, kunnen we daarmee ook grote maatschappelijke problemen verkleinen of oplossen. Het btw-gat betekent immers een probleem voor onze samenleving als geheel: er zijn nu minder collectieve middelen voor de financiering van de BV Nederland en voor Europa doordat btw-fraudeurs te veel speelruimte hebben. Voor ondernemers kunnen we door proactieve informatiedeling het risico om de omzetbelasting van de fraudeur te moeten betalen (door weigering vooraftrek of nultarief) aanzienlijk beperken. Ik zie dan ook alleen maar winnaars voor deze route, in de context van ‘juster’ taxation. 

Als de held van Haarlem een mobiele telefoon had gehad in 1850, zou hij zijn informatie zeker hebben gedeeld. Tot voordeel van héél Haarlem.


Geplaatst in Artikelen, OpinieMeer over , , , ,

Marloes Lammers is lid van zowel de RvT als van De Ronde Tafel van The Floris. Zij houdt zich in haar praktijk Huygen Lammers Advocaten bezig met fiscale procedures tegen de Belastingdienst, zoals het begeleiden van boekenonderzoeken, het procederen tegen belastingaanslagen, informatiebeschikkingen of fiscale boetebeschikkingen. Verdenkt de Belastingdienst u onverhoopt van fraude en wordt uw zaak in het strafrecht betrokken (bijvoorbeeld vanwege een btw-fraude) dan verleent Lammers ook bijstand in die strafprocedure. Ze is zacht als het kan, maar hard als het moet. Daarbij komt haar ervaring als mediator ook van pas.
Daarnaast is ze docent formeel belastingrecht aan de UvA en begeleidt zij studenten met het schrijven van hun scriptie(s). Ook publiceert Lammers met enige regelmaat commentaren bij arresten en uitspraken in het NTFR en het FED en schrijft zij o.a. artikelsgewijze commentaren in het onderdeel formeel belastingrecht in de NDFR. Tot slot is zij als auteur betrokken bij diverse fiscale handboeken.

Één gedachte over “Deel informatie en dicht zo het btw-gat in de dijk!

  1. Lezenswaardig artikel. Het klopt dat er sprake is van een informatie achterstand deels doordat belastingdiensten de handen tegen de borst houden op grond van de wet. Aan de andere kant helpt het systeem van maand kwartaal of jaaraangever in de btw ook aan het instandhouden van deze informatieachterstand. In een btw carousel zal de bewuste fraudeur handig gebruik weten te maken van dit tijdsframe. Een oplossing binnen de belastingdienst is om potentiële risico ondernemers sneller naar maandaangiftes te brengen waarbij het ook mogelijk is om administratie op te vragen voorafgaande aan de aangifte. Om zo meer ruimte te krijgen voor tijdige Acacia verzoeken of art 5.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *