Een seculiere beschouwing voor fiscalisten

Dickens, de Centrale Raad van Beroep en de betekenis van solidariteit

Hoe de literatuur fiscalisten kan helpen om meer over solidariteit na te denken en te debatteren

De kersttijd is er traditioneel een van reflecties op onze solidariteit, maar fiscalisten hebben het er verbazingwekkend genoeg zelden over. Dat het helemaal geen kwaad kan dat ze dat wel gaan doen, bepleit Carl Dijkstra in zijn “seculiere beschouwing voor fiscalisten voor de kerst en vooral erna”.  Het loont namelijk volgens hem de moeite om te zien hoe de niet-fiscale rechter soms wél over solidariteit spreekt. De Centrale Raad van Beroep (CRvB), belast met het sociale zekerheidsrecht, schuwt het in ieder geval bij tijd en wijle niet. Het is inspiratie, niet alleen voor een goed maatschappelijk maar óók fiscaal debat.

Naar verluidt had Charles Dickens de obscene gewoonte om op kerstavond zijn solidariteit met de armen tegenover zijn hooggeboren bezoek schaamteloos te etaleren door tijdens een overvloedig kerstdiner zwervers in te huren. Die scharrelden tegen betaling rillend van de kou onder een lantaarnpaal tegenover zijn huis aan Doughty Street rond. Vervolgens werden deze ingehuurde armoedzaaiers uitgenodigd om plaats te nemen aan de dis. Dit uiteraard tot consternatie van de daar aanwezige viscounts, baronets en earls. Men was daarna uiteraard verplicht om Dickens te prijzen om zijn medemenselijkheid. Noblesse oblige. ‘Mission accomplished’ voor de Dickens-PR. 

Ongeloofwaardig

Het verhaal is natuurlijk ongeloofwaardig. Zelfs de bron is moeilijk herleidbaar. Wellicht heeft de romanschrijver Thackeray, als concurrent van Dickens, het in de wereld gebracht. In de officiële Dickens-biografieën komt het niet voor. Godfried Bomans, dé Dickensbewonderaar in de Lage Landen, lijkt het verhaal te kennen. Want in zijn beschouwing Charles Dickens en Kerstmis refereert hij eraan, alhoewel hij nergens stelt dat Dickens dit trucje heeft uitgehaald. Bomans schrijft het toe aan een niet nader genoemde filosoof die door middel van dit bedenkelijke ‘experiment’ de betekenis van knusheid binnenshuis wilde aantonen. In de volgende alinea schrijft Bomans in zijn prachtig archaïsche Nederlands, iets raaks:

‘De knusheid nu hangt onverbrekelijk samen met de stellige zekerheid dat het buiten niet knus is. Knusheid in de maand augustus is niet wel mogelijk. Knusheid veronderstelt een klein fort van gezelligheid in een ruimte die woest en ledig is. Er moet regen tegen de ramen slaan, de wind moet loeien door de schoorsteen en een grijze mist zwijgend om het huis staan. Dan eerst wordt bewaarheid wat de Engels uitdrukken met de zegswijze: My home is my castle.’[1]

Heel wel mogelijk kon Bomans het niet verkroppen dat het juist zijn held Dickens was die zo schaamteloos de armlastigen exploiteerde om hetzij zijn medemenselijkheid met hen te betuigen, hetzij om (zoals Bomans stelt) duiding te geven aan het begrip ‘cosiness’. Feit blijft dat nu juist het inhuren van deze arme schepsels behoorlijk afbreuk doet aan zowel medemenselijkheid als knusheid. Het verwordt tot iets ijdels of pervers. 

De gure buitenwereld

Het thema van de gure buitenwereld en de arme mens die beschutting zoekt heeft natuurlijk een traditie die veel verder dan Dickens teruggaat. Grasduinend in de wereldliteratuur durf ik de stelling wel aan dat de winter en kerst in het bijzonder onze behoefte aan gezelligheid en ons vermogen tot medemenselijkheid weet te verenigen. Maar of we het nu over de ingehuurde daklozen voor het huis van Dickens of de hongerigsten in Afrika hebben, in deze donkere tijden dringt de armoede wel haast letterlijk ongevraagd onze huiskamer binnen. De vraag is of onze naastenliefde dan nog wel zo knus aanvoelt. 

Meer belastingen of minder overheid?

Als burger kun je altijd wegkijken. Misschien heb je dat recht ook ergens wel, waar de plicht kennelijk niet dwingend genoeg voelt. Voor de overheid ligt dit uiteraard anders. Van haar wordt verwacht iets te doen, of tenminste een standpunt in te nemen dat van enige bezinning getuigt. De overheid kan men, hoe men er verder ook over denkt, noch het een noch het ander verwijten. De overheid heeft royaal de portemonnee getrokken de afgelopen jaren met de NOW-regeling. Daarna volgde de energietoeslag en vervolgens tweemalig €190 energiecompensatie. Dit is slechts een kleine selectie van waarschijnlijk broodnodige maatregelen. De vraag is wat er dan nog overblijft nu de overheid riant cadeautjes uitdeelt. 

Deze discussie werd ook onlangs bij het tv-praatprogramma Op1 gevoerd.[2] De cadeautjes waarover ik sprak lijken onvermijdelijk. Daar zijn de meeste economen het wel over eens. Maar de bomen groeien niet tot in de hemel. Ook de ‘diepe zakken’ waarover een van de gasten in Op1 sprak, zijn niet zonder bodem. De vraag die rijst, is wat dan in de rede ligt. De discussie werd heel aardig gevoerd en al snel spitste deze zich toe tot de vraag of we in de toekomst (1) hogere belastingen tegemoet kunnen zien of (2) drastisch zullen moeten gaan snoeien in de overheid(staken). De politieke kleuren waarlangs deze discussie gevoerd worden kunt u zelf wel invullen. 

Wat gebeurt er met de solidariteit?

Hoe tegengesteld beide oplossingen ook mogen klinken, volgens mij hebben ze wel wat met elkaar gemeen: in beide gevallen zal meer van de solidariteit tussen mensen worden gevraagd. Of pessimistischer geformuleerd: beide oplossingen zullen de solidariteit in toenemende mate onder druk zetten. Wat gebeurt er bij beide oplossingen in extremis met solidariteit?

Wanneer men ervoor zou kiezen de belastingen te verhogen om zo de stijgende overheidsuitgaven te kunnen dragen, zal dit betekenen dat de overheid met een helder verhaal moet komen om aan de schouders die deze lasten dragen uit te leggen waarom dit noodzakelijk is. De overheid zal dan uiteindelijk een beroep moeten doen op hún solidariteit. Het risico daarbij lijkt mij dat je belastingen wel af kunt dwingen, maar solidariteit niet. In een tamelijk individualistische samenleving al helemaal niet en dat heeft natuurlijk gevolgen voor het draagvlak voor hogere belastingheffing. 

Meer caritas…

Als we het alternatief in ogenschouw nemen en zouden besluiten drastisch te bezuinigen op de overheid(staken) dan zullen bij een terugtrekkende overheid burgers in toenemende mate een beroep moeten doen op elkaar als zij over onvoldoende middelen beschikken om zelf hun broek op te houden. In dat geval zal van burgers worden verwacht dat zij hun sociaal kapitaal aanspreken: de lege plekken die de overheid achterlaat zullen moeten worden ingevuld door de onderlinge netwerken van burgers. Uiteindelijk zal dit betekenen dat een deel van de bevolking opnieuw of in sterkere mate aangewezen zal zijn op de caritas. Dit gebeurt natuurlijk al middels allerlei sociale en religieuze initiatieven, van de Voedselbank tot de diaconie. Wanneer de overheid echter een aantal van zijn taken naar de samenleving overhevelt, zal dit betekenen dat de caritas weer hoogtij zal vieren. Althans, laten we hopen dat in dat geval onze solidariteit ons daartoe aanzet. Aangenaam zal het overigens niet zijn voor wie het betreft, om bij zijn naaste de hand op te houden wanneer deze hem tenminste niet uit zichzelf voor is.  

Bij solidariteit ligt de bal bij onszelf

Kortom, welke oplossing je ook kiest, solidariteit en solidariteitsvraagstukken zullen aan belang toenemen. Het zal een aardig dilemma zijn. Maar zijn we daarop voorbereid? Ik vrees van niet: solidariteit is iets waar we weinig (meer) over spreken. Dat is opvallend aangezien onze rechtsstaat drie duidelijk geïdentificeerde kernwaarden kent: vrijheid, gelijkheid en solidariteit.[3] Origineel zijn ze niet zullen degenen met historisch besef zeggen: 1789! Nu worden de eerste twee kernwaarden, vrijheid en gelijkheid, breed bediscussieerd en zullen daarom voor de meeste mensen wat concreter voelen dan solidariteit. Wellicht omdat vrijheid en gelijkheid als verworvenheden voelen of iets wat we kunnen ‘hebben’ of ‘krijgen’. In de kern ligt de bal echter bij de ander. We kunnen ons passief opstellen: het is aan de ander, doorgaans de overheid, om vrijheid en gelijkheid te garanderen in meer of mindere mate. Het gaat in de kern om afdwingbare rechten. De vrijheden die de grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) waarborgen, zijn hier een voorbeeld van. Hetzelfde geldt voor het gelijkheidsbeginsel. Solidariteit daarentegen ligt veeleer in de idealistische sfeer omdat wij er zelf iets voor moeten doen om het te verwerkelijken. Anders dan vrijheid en gelijkheid is het dus primair een plicht of opgave. Hier ligt de bal bij onszelf. Hier gaat het niet zo zeer om een afdwingbaar recht, maar primair om een imperatief voor en door onszelf. Volgens mij gaat solidariteit over de volmaakbare wereld: een wereld van gerechtigheid die we wellicht nooit zullen verwezenlijken, maar waar we wel naar moeten streven. 

Solidariteit en belastingheffing…

Misschien omdat met solidariteit altijd werk aan de winkel is en het een actieve vorm van burgerschap vraagt, zijn we niet zo geneigd er net zo veel over te spreken als over de overige twee kernwaarden van onze rechtsstaat. Ik meen dat dat niet zo kan blijven. Welke keuze de overheid ook maakt om de oplopende overheidsuitgaven te dekken, dit zal meer onderlinge solidariteit vergen. Tussenvormen zijn natuurlijk ook heel wel denkbaar in ons politieke polderlandschap. Maar ook in dat geval zal men een beroep op de solidariteit van burgers moeten doen. Daar zijn de meesten van ons dus volgens mij niet goed op voorbereid. Fiscalisten, een groep waartoe ook ik behoor, al helemaal niet. Zelden wordt er nadrukkelijk over solidariteit gesproken als we over belastingheffing spreken. Ik meen dat de fair share-discussie slechts een afgeleide van deze waarde is. ‘Fair share’ als rechtvaardige lastenverdeling is hoogstens een norm ter verwezenlijking van de waarde solidariteit. 

Solidariteit lijkt geen fiscaal beginsel

Nu is het wellicht niet zo verbazingwekkend dat fiscalisten zelden over solidariteit spreken. Hoewel het een waarde is, lijkt het geen fiscaal beginsel te zijn. Zoals ik al schreef: belastingen zijn afdwingbaar, solidariteit niet. Wanneer men echter zegt dat een rechtvaardige lastenverdeling uit solidariteit kan volgen, onderschrijf ik dat uiteraard. Een rechtvaardige lastenverdeling is echter wel met wat kunst- en vliegwerk af te dwingen lijkt mij. Dat gebeurt ook in toenemende mate. Normen zijn immers makkelijker in rechtsregels te vertalen dan waarden, maar de norm volgt altijd uit de waarde en niet andersom. Dat laatste is belangrijk om voor ogen te houden: de concrete normen die we afleiden uit een rechtvaardige lastenverdeling zijn altijd gestoeld op solidariteit. 

Uitspraken van de niet-fiscale rechter 

Het kan dus geen kwaad om als fiscalisten wél (meer) over solidariteit te spreken. Dat de belastingrechter hiervoor huiverig lijkt, is begrijpelijk. Solidariteit, daar kan hij professioneel nauwelijks mee uit de voeten. Een belastingrechter heeft het te doen met normen en niet met waarden. Toch loont het de moeite om te zien hoe de niet-fiscale rechter soms wél over solidariteit spreekt. De Centrale Raad van Beroep (CRvB), belast met het sociale zekerheidsrecht, schuwt het in ieder geval bij tijd en wijle níet. Uiteraard biedt het sociale zekerheidsrecht meer aanknopingspunten voor solidariteit in de parlementaire geschiedenis, maar het kan geen kwaad om als fiscalist een kijkje in de keuken van de CRvB te nemen als het om solidariteit gaat. 

Zo oordeelde de CRvB met een krachtige verwijzing naar solidariteit dat de weigering omwille van religieuze redenen om zich van zijn baard te ontdoen voor het volgen van een beroepsopleiding (met als gevolg dat de appellant niet aan zijn arbeidsverplichting ex art. 18 Participatiewet voldeed) níet in strijd is met de godsdienstvrijheid (art. 9 EVRM) (r.o. 4.15):

“Door de weigering aan de opleiding deel te nemen heeft appellant geen gebruik gemaakt van de gegarandeerde mogelijkheid om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. Daardoor heeft hij onnodige druk gelegd op de publieke middelen wat ten nadele is van degenen die uit solidariteitde kosten van de voorzieningen in de PW dragen. Gelet op dit geheel van feiten en omstandigheden moet in dit geval, in het licht van de centrale doelstelling van de PW (Participatiewet, red.) en de uitgangspunten die daarbij worden gehanteerd, de inbreuk op het recht op godsdienstvrijheid, in de vorm van een (eenmalige) verlaging van de bijstand voor de duur van één maand vanwege de weigering van appellant om deel te nemen aan de opleiding (…), noodzakelijk worden geacht in het belang van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.”[4]

Ongeacht wat men van het oordeel vindt, stelt de CRvB hier solidariteit en met name de grenzen hiervan centraal: bijstand genieten op grond van de Participatiewet betekent een beroep doen op de solidariteit van de samenleving en evident heeft deze solidariteit haar grenzen. 

Want linksom of rechtsom, belastingheffing heeft alles met solidariteit te maken.

Een moedige uitspraak

We kijken ook naar een recentere CRvB-uitspraak over de rechten van een gemoedsbezwaarde onder de Zorgverzekeringswet (r.o.4.2.6):

“De Raad constateert dat appellant wilde worden uitgezonderd van (onder andere) de verzekeringsplicht voor de Zvw, die een uitdrukking is van collectieve solidariteit op het gebied van medische kosten. Door appellant als gemoedsbezwaarde te erkennen is de overheid tegemoet gekomen aan de – al dan niet als levensovertuiging te kwalificeren – opvatting van appellant. Op die manier is appellant immers niet langer verplicht tot deelname aan die collectieve solidariteit. In plaats daarvan moet appellant jaarlijks een bijdragevervangende belasting afdragen ter hoogte van de door de verzekeringsplichtige verschuldigde inkomensafhankelijke premie Zvw. De door verzekerden verschuldigde nominale premie blijft buiten de berekening van de bijdragevervangende belasting. Met deze belasting spaart appellant voor vergoeding van zijn eigen ziektekosten. Appellant draagt niet bij aan ziektekosten van anderen. Daar staat tegenover dat anderen ook niet bijdragen aan de ziektekosten van appellant. Appellant moet zijn ziektekosten zelf dragen, voor zover die hoger zijn dan de door hem betaalde bijdragevervangende belasting. Anderen wentelen dus hun ziektekosten niet af op appellant en appellant wentelt zijn ziektekosten niet af op anderen. Dit is precies de situatie die appellant heeft gewild toen hij erkenning vroeg als gemoedsbezwaarde.”[5]

Het getuigt van enige moed om in een uitspraak zo nadrukkelijk te verwijzen naar de waarde die in de kern die sociale voorzieningen en verzekeringen fundeert. Misschien gidsend voor fiscalisten? We hoeven in ieder geval niet het wiel opnieuw uit te vinden als de toekomst ons dwingt de betekenis van solidariteit in onze rechtsstaat te doordenken. Want linksom of rechtsom, belastingheffing heeft alles met solidariteit te maken. Wellicht kunnen wij, maar ook de belastingrechter, wat nadrukkelijker over fiscale solidariteit gaan spreken. 

Het pragmatisme van Richard Rorty

De vraag wat we echter onder solidariteit kunnen verstaan is daarmee nog niet beantwoord en voor een goed maatschappelijk (en fiscaal) debat lijkt me dat wel geboden. Mijn filosofische boekenkast bood niet onmiddellijk soelaas. Tot ik aan Richard Rorty’s Contingency, irony, and solidarity uit 1989 dacht.[6] Dit buitengewoon interessante boek laat zich echter nog niet zo makkelijk samenvatten in enkele regels omdat het bij wijle lijkt alsof Rorty (1931-2007) vooral de discussie met vakgenoten aanbindt en daarbij te rade gaat bij de wereldliteratuur. Hiermee krijgt het werk bij eerste lezing toch vooral iets van een onbedoelde academische polemiek. Een dergelijke classificatie zou het boek echter hopeloos tekortdoen. 

Richard Rorty

Kort en goed, hoe duidt Rorty solidariteit in de postmoderne samenleving? Hij is een pragmatist: waar is, dat wat werkt. Waarheid is voor hem in zijn sociale dimensie niets anders dan een kwestie van solidariteit. Er rest ons weinig anders dan de dialoog. De laatste resten van ‘objectieve, neutrale rationaliteit’ moeten we overboord zetten. Maar we moeten daarmee niet onze ideeën als socratische conversatie, het christelijk altruïsme en de Verlichtingswetenschap overboord zetten. Pragmatisme is geen filosofie van wanhoop, waarbij uiteindelijke waarheden overboord zijn gegooid, maar van solidariteit. Wat is het beste argument dat wij als aanhangers van solidariteit tegen aanhangers van de objectiviteit kunnen aanvoeren? Het is de stelling dat pogingen om objectief bewijs te leveren voor de superioriteit van onze levenswijze niet meer functioneren. Alles is uiteindelijk even contingent voor de postmoderne mens. Objectiviteit is even sleets geworden als het postuleren van goden die door gelukkige samenloop van omstandigheden juist óns hebben geselecteerd als uitverkoren volk. Pragmatisme gaat daarmee hand in hand met relativisme, als het aanvaarden van onze niet-noodzakelijkheid. Daarom gaan er praktische redenen schuil achter het pragmatische voorstel om gemeenschapsgevoel ‘slecht(s)’ te funderen. Ofwel, het gevoel van gemeenschappelijkheid moeten we voor voldoende gefundeerd achten door de verwachtingen en het vertrouwen die uit deze gemeenschappelijkheid voortvloeien. Voor de voorheen zo activistische Rorty is daarbij van belang om inspiratie te putten uit ‘de grote romans’. Zij wakkeren onze naastenliefde aan door ons te verleiden tot empathie, vooral met de ‘verdoemden der aarde’. Juist dergelijke werken roepen een haast groeiende weerzin van wreedheid in brede zin op. Ze kunnen ons geleidelijk motiveren de betrekkelijkheid van onze eigen standpunten en positie onder ogen te komen en aldus ons hart te openen voor zij die daar nood aan hebben. 

De literatuurcirkel is rond

Zo komen we weer terug waarmee ik mijn beschouwing begon: de literatuur. We kunnen op abstract niveau nadenken over solidariteit, zoals het een filosoof eigen is, maar hier schiet de samenleving weinig mee op volgens Rorty. Met verhalen wel dan? Een indringende documentaire of de grote romans uit de wereldliteratuur weten bij uitstek onze empathie aan te spreken en daarmee onze solidariteit op te wekken. Het zijn oefeningen in empathie, niet door rationeel betoog ,maar door altruïstische inprenting. Zo kom ik (net als Rorty[7]) weer terug bij Dickens. Zijn romans, maar ook die van talloze andere, kunnen het beste in ons losmaken. Laten we bovendien niet vergeten welke impact de romans van Dickens hebben gehad op (het denken over) sociale vooruitgang. Kortom, literatuur van ongekende betekenis. 

Willen wij als mens en fiscalist werk maken van solidariteit, dan zouden we misschien dus bij de basis moeten beginnen: het lezen van goede romans die ons altruïsme en onze empathie bevorderen. Een betere wereld begint in dit geval bij een goede roman. Dat wisten de lezers van Dickens in 1850 al. Als we eenmaal hierdoor verwarmd zijn, kan het echte werk beginnen. De kerst of kerstvakantie zou een mooie aanleiding kunnen zijn om hiermee te beginnen. Bij gebrek aan fantasie ligt Dickens natuurlijk voor de hand. 

De strijd is daarmee natuurlijk niet gestreden en ongetwijfeld kunnen fiscalisten wat dingen bedenken waarmee ze handen en voeten kunnen geven aan een meer actieve vorm van naastenliefde. Uiteindelijk is solidariteit immers geen ‘armchair philosophy’. Het is ook een kwestie van dóen. Een mooie gift bijvoorbeeld nu dat nog even royaal kan voor de giftenaftrek drastisch versoberd wordt. Uw huis openstellen voor Oekraïense vluchtelingen. In de Randstad is er een nijpend tekort aan gastgezinnen. Tot slot kunt u ook nog, zoals onze premier, uw 190 euro aan energiecompensatie doneren aan bijvoorbeeld de egelopvang in Den Haag. Ook onze egeltjes kunnen immers niet zonder onze blijvende solidariteit wanneer de subsidiekraan dichtgedraaid is. 

Dan wordt deze kerst niet een kortstondig moment van solidair zijn, maar een hernieuwd begin ervan. Het zal het welbehagen van u en uw medemens ten goede komen. Voor 2022, 2023 en alle jaren die volgen. 

Met Dickens in gedachte wens ik: “A merry, old Christmas to all yours!” 

Charles Dickens (1812-1870)

[1] G. Bomans, ‘Charles Dickens en Kerstmis’, in De Brandmeester, Amsterdam: Van Oorschot 2019, p. 89-90. 

[2] Uitzending van Op 1, 5 december 2022. 

[3] Zie bijvoorbeeld: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2014/05/21/kernwaarden-nederland

[4] CRvB 26 februari 2019, Nr. 16/5748 PW. 

[5] CRvB 1 juni 2021, nr. 19/4404 PW. 

[6] R. Rorty, Contingency, irony and solidarity, Cambridge: Cambridge University Press 1989. 

[7] R. Rorty, Essays on Heidegger and others, Cambridge: Cambridge University Press 1991. 


Geplaatst in Artikelen, OpinieMeer over , , , ,

Car Dijkstra is Docent ethiek & recht bij De Haagse Hogeschool / The Hague University of Applied Sciences. Hij is vaste Annotator NTFR (formeel belastingrecht en heffingen van lagere overheden) en sinds kort lid van de Ronde Tafel van The Floris.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *