
Ze bezitten jachten zo groot als appartementsblokken, privéjets die continenten in luttele uren overspannen en vermogens die de staatsbegroting van sommige landen evenaren. De ‘ultra-rijken’, een kleine elite met astronomische rijkdom, staan wereldwijd in de schijnwerpers. Hun groeiende fortuinen roepen steeds luidere vragen op: is deze concentratie van welvaart nog wel gezond voor onze maatschappij? Pim Perquin en Ineke Koele doken in podcast #3 van The Floris de diepte in: moeten we deze superrijken anders – en zwaarder – belasten? Het is een debat dat raakt aan de kern van onze economische en sociale orde, vol ethische dilemma’s, praktische hoofdbrekens en, zo waarschuwen sommigen, zelfs de kiem van maatschappelijke onrust.
Wie zijn de Ultra-Rijken? De duizelingwekkende cijfers achter deze elite
Voordat we het ‘hoe’ en ‘waarom’ van belasten bespreken, eerst de ‘wie’. Internationaal hanteert men vaak de term ‘Ultra High Net Worth Individuals’ (UHNWIs) voor bezitters van minimaal 30 miljoen dollar of euro. Een flink bedrag, zeker, maar het is slechts de toegangspoort tot de ijle luchtlagen van de werkelijke top. De Forbes Billionaires List, een graadmeter voor de allerrijksten, telde recentelijk bijna 3.000 individuen
Abstracte getallen krijgen pas betekenis in vergelijking. Zoals Ineke Koele in de podcast aanhaalt, illustreert het vermogen van de rijkste familie ter wereld (rond LVMH-topman Bernard Arnault) de schaal: op een bepaald moment bezaten zij zo’n 233 miljard dollar. Ter vergelijking: het totale jaarbudget van buurland België schommelt rond de 300 miljard. Eén familie heeft dus bijna evenveel te besteden als een heel land in een jaar. Of neem een andere statistiek die vaak circuleert: de rijkste 1% bezit meer dan de onderste helft, of in sommige landen zelfs 90%, van een samenleving. Een ongelijkheid van seismische proporties die vragen oproept over de fundamenten van ons systeem. Natuurlijk bestaat ook het beeld bij velen dat veel van deze UHNW’s hun vermogen niet op een rechtvaardige wijze hebben verkregen; over de rug van consumenten, arbeiders of zelfs ten koste van de gehele samenleving zoals dat in autocratische samenlevingen op straffeloze wijze wordt uitgeoefend.
Macht en de echo’s van de geschiedenis
Deze astronomische cijfers zijn meer dan alleen getallen; ze voeden een groeiend ongemak en een dringende discussie over de gevolgen van extreme rijkdomsconcentratie. De roep om de superrijken zwaarder aan te slaan, komt voort uit diepe zorgen.
Misschien wel de meest directe zorg draait om de immense macht en invloed die met extreme rijkdom gepaard gaat. Geld koopt toegang, invloed en soms zelfs beleid. Of het nu gaat om het financieren van politieke campagnes die de publieke opinie sturen, het inhuren van legers lobbyisten die wetgeving naar hun hand zetten, of het bezitten van mediakanalen die het narratief bepalen – superrijken kunnen de politieke en maatschappelijke agenda onevenredig sterk beïnvloeden. “Mensen met zoveel geld kopen helaas ook vaak invloed,” stelt Ineke Koele nuchter vast. Dit fenomeen, soms omschreven als een sluipende ‘corrosie van de democratie’, ondermijnt het ideaal van ‘één persoon, één stem’. De huidige discussies rond de politieke slagkracht en maatschappelijke sturing door ’tech miljardairs’ in de Verenigde Staten vormen hiervan een levendige, en voor sommigen zorgwekkende, illustratie.
Voorbij de politieke invloed raakt de extreme welvaartsconcentratie ook een raw nerve: het gevoel van eerlijkheid en rechtvaardigheid. Het beeld – of soms de realiteit – van een miljardair die dankzij uitgekiende fiscale planning en internationale structuren procentueel minder belasting betaalt dan zijn of haar secretaresse, wringt fundamenteel. Het tast de sociale cohesie aan, het cruciale gevoel dat we allemaal bijdragen naar draagkracht en dat de lasten eerlijk verdeeld zijn. Wanneer die perceptie van eerlijkheid verdwijnt, kan dat het maatschappelijk weefsel beschadigen.
Deze ethische vraag – hoe rijk is te rijk? – krijgt steeds meer aandacht, ook in academische kringen. Er ontstaat zelfs een filosofische stroming, bekend als Limitarisme, die beargumenteert dat er een morele bovengrens zou moeten zijn aan de hoeveelheid rijkdom die een individu mag vergaren. Niet alleen omdat excessieve rijkdom schadelijk kan zijn voor de democratie, maar ook omdat de waarde van dat extra kapitaal voor de samenleving (bijvoorbeeld voor het aanpakken van armoede of klimaatverandering) veel groter is dan voor het individu dat al alles heeft. Limitarisme stelt de fundamentele vraag of onbeperkte accumulatie van rijkdom überhaupt wenselijk of ethisch te verdedigen is in een wereld met beperkte middelen en grote noden.
Dit onbehagen is geen louter hedendaagse luxe. Historici en sociale wetenschappers werpen een waarschuwend licht vanuit het verleden. Figuren als Jack Goldstone⁴ en Peter Turchin⁵ analyseren historische cycli waarin extreme ongelijkheid een belangrijke rol speelde bij maatschappelijke instabiliteit. Turchin, in zijn recente werk “End Times”, beschrijft hoe een cocktail van groeiende welvaartsconcentratie bij een kleine elite, verarming of stagnatie bij de massa, en toenemende concurrentie binnen die elite, historisch gezien vaak de opmaat vormde voor periodes van grote sociale onrust, politieke polarisatie en soms zelfs revoluties of staatsverval. De ongemakkelijke vraag die boven de huidige tijd hangt: bevinden we ons, zoals Turchin suggereert, in een fase die verontrustende parallellen vertoont met dergelijke “eindtijden”? Kan de extreme rijkdom van vandaag de onbedoelde tijdbom onder de stabiliteit van morgen zijn?
De Gordiaanse Knoop: hoe belast je een wereldwijd zwervende miljardair?
Als de diagnose wijst op een potentieel gevaarlijke ongelijkheid, wat is dan het medicijn? De meest directe aanpak lijkt een jaarlijkse vermogensbelasting specifiek gericht op de bezittingen van de ultra-rijken. Een heffing op hun totale kapitaal boven een hoge drempel.
Maar deze ogenschijnlijk simpele oplossing blijkt in de praktijk een Gordiaanse knoop vol praktische en politieke obstakels. Ten eerste de waardering en liquiditeit: hoe bepaal je jaarlijks accuraat de waarde van complexe, vaak unieke en niet-verhandelbare bezittingen zoals privébedrijven, kunstcollecties of uitgestrekt vastgoed? Dit is een kostbare en complexe administratieve nachtmerrie. Bovendien zit rijkdom vaak ‘vast’ in deze activa. Een forse belastingaanslag kan dwingen tot (nood)verkoop, wat economisch schadelijk of simpelweg onmogelijk kan zijn.
Het allergrootste struikelblok is echter de hypermobiliteit van kapitaal en kapitaalbezitters in onze geglobaliseerde wereld. Introduceert één land een serieuze vermogensbelasting, dan kunnen de superrijken – met hun wereldwijde netwerken en adviseurs – relatief eenvoudig hun vermogen (of zichzelf) verplaatsen naar een fiscaal milder klimaat. Recente ervaringen in Frankrijk en Noorwegen, waar belastingverhogingen voor de rijken leidden tot een merkbare uitstroom van kapitaal en vermogende burgers, onderstrepen dit probleem. Een effectieve vermogensbelasting lijkt daardoor bijna een onmogelijke opgave zonder een niveau van wereldwijde coördinatie dat momenteel ver buiten bereik ligt.
Gezien deze formidabele hindernissen zijn invloedrijke internationale instituties zoals de OESO¹, een speciale Britse Wealth Tax Commission² en het IMF³ dan ook opvallend terughoudend over een pure, brede vermogensbelasting. Hun advies neigt vaker naar een andere strategie: focus op het verbeteren, aanscherpen en dichten van de bestaande belastingstelsels. Maak de systemen die we al hebben eerlijker en effectiever, in plaats van een nieuw, kwetsbaar instrument te introduceren. Denk daarbij aan het progressiever maken van de inkomstenbelasting, waarbij ook inkomsten uit kapitaal (rente, dividend, huur, maar ook vermogenswinsten bij verkoop) volwaardig en zonder uitzonderingen worden meegenomen. Cruciaal is ook de erf- en schenkbelasting, een instrument dat direct ingrijpt op de vorming van dynastieke rijkdom; het sluiten van grote vrijstellingen hierin, zoals de omstreden Nederlandse Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR), kan een grote impact hebben. Bovenal, zo benadrukken deze organisaties, is internationale samenwerking essentieel om belastingontwijking via complexe structuren en belastingparadijzen tegen te gaan – iets wat mondjesmaat vorm krijgt via afspraken over minimumtarieven en informatie-uitwisseling.
De mens achter de miljarden: weerzin, ethiek en ‘Affluenza’
De discussie over het belasten van superrijken is echter meer dan een technische exercitie in economie en recht. Het raakt aan diepe menselijke drijfveren, ethische overtuigingen en psychologische realiteiten.
De weerstand tegen hogere belastingen is vaak groot, gevoed door een sterk gevoel van eigendomsrecht (“het is mijn geld, ik heb het verdiend”) en soms scepsis over de effectiviteit van overheidsbestedingen. Dit sentiment botst echter met een andere ethische stroming, die juist de maatschappelijke verantwoordelijkheid benadrukt die met grote rijkdom gepaard gaat. Andrew Carnegie verwoordde dit al eind 19e eeuw in zijn “The Gospel of Wealth”⁶: extreme rijkdom is slechts ‘in trust’ en dient uiteindelijk terug te vloeien naar de gemeenschap. Dit idee resoneert vandaag de dag bij groepen als de ‘Patriotic Millionaires’, die zelf pleiten voor hogere belastingen op hun vermogen. Critici werpen tegen dat ze nu al vrijwillig meer kunnen bijdragen, maar het kan ook gezien worden als een strategische roep om systeemverandering, wellicht ingegeven door het besef dat extreme ongelijkheid op termijn voor niemand houdbaar is.
Intrigerend is ook de psychologische dimensie. Er bestaat zelfs een term, ‘Affluenza’, voor de potentiële negatieve impact van extreme rijkdom op het welzijn van individuen en families. Het kan leiden tot zingevingsproblemen, verstoorde sociale relaties en een gebrek aan ambitie of veerkracht bij erfgenamen – de “shirtsleeves to shirtsleeves in three generations” dynamiek.
Conclusie: aanpakken of afwachten op de klap?
Het belasten van de ultra-rijken plaatst moderne samenlevingen voor een fundamenteel dilemma. De argumenten voor een eerlijker verdeling, het beteugelen van excessieve politieke macht en het bewaken van sociale stabiliteit zijn krachtig en worden ondersteund door historische lessen die we niet zomaar naast ons neer kunnen leggen. Tegelijkertijd stuit de meest directe oplossing, een pure vermogensbelasting, op enorme praktische en internationale obstakels die de effectiviteit ervan ernstig ondermijnen.
De meest begaanbare, zij het minder revolutionaire, weg vooruit lijkt vooralsnog te liggen in het geduldig en doortastend repareren en versterken van de bestaande fiscale structuren. Het dichten van mazen in de wet, het eerlijker belasten van alle vormen van inkomen en vermogensgroei, en vooral het intensiveren van internationale samenwerking tegen belastingontwijking lijken de meest vruchtbare paden.
Maar onder deze technische aanpassingen blijft de fundamentele ethische vraag knagen: hoeveel ongelijkheid kan en wil een stabiele, democratische samenleving tolereren? Het is een debat over de aard van ons sociaal contract, een gesprek dat we ons niet kunnen permitteren uit de weg te gaan. Want de geschiedenis, zo waarschuwen stemmen als die van Turchin, heeft laten zien dat het negeren van extreme kloven uiteindelijk een hoge prijs kan hebben.
The Floris acht het noodzakelijk om dit perspectief mee te nemen in haar blik op fiscaliteit en zal vanuit dat perspectief ook het debat aanzwengelen.
Beluister The Floris-podcast van Ineke Koele en Pim Perquin over dit onderwerp: klik hier.
Voetnoten:
¹ OECD (2018), The Role and Design of Net Wealth Taxes in the OECD, OECD Tax Policy Studies, No. 26, OECD Publishing, Paris, https://doi.org/10.1787/9789264290303-en.
² Advani, A., Chamberlain, E., & Summers, A. (Eds.). (2020). A wealth tax for the UK: Final report of the Wealth Tax Commission. Wealth Tax Commission. Beschikbaar op: https://wealthtaxcommission.uk/
³ Recente publicaties van het IMF behandelen vaak ongelijkheid en belastingheffing. Zie bijvoorbeeld de periodieke Fiscal Monitor rapporten voor analyses over progressieve belastingen en vermogensongelijkheid.
⁴ Jack A. Goldstone is een bekend socioloog en politicoloog die veel heeft gepubliceerd over de demografische en structurele factoren achter revoluties en staatsverval. Zie bijv. Goldstone, J. A. (1991). Revolution and Rebellion in the Early Modern World. University of California Press.
⁵ Peter Turchin is een wetenschapper die complexe systemen analyseert, inclusief historische cycli van sociale en politieke stabiliteit en instabiliteit (‘Cliodynamics’). Zijn recente boek is Turchin, P. (2023). End Times: Elites, Counter-Elites, and the Path of Political Disintegration. Penguin Press.
⁶ Andrew Carnegie (1889), “The Gospel of Wealth”. Oorspronkelijk gepubliceerd in de North American Review. Vele edities beschikbaar, o.a. online.