Waarom ‘De Brug van Sander’ kraakt: pensioenen al in de opbouwfase belasten is onjuist

Sander Schimmelpenninck geniet op dit moment grote populariteit met zijn boek en dito theatertour Sander en de brug. Vijf voorstellen voor een eerlijker Nederland. In zijn boek doet hij het voorstel om pensioenen niet langer te belasten in de uitkeringsfase maar al in de opbouwfase. De zogenoemde ‘omkeerregel’ (de pensioenpremie is aftrekbaar en de pensioenuitkering wordt belast) vervalt dan. Hoewel ik het met Sander eens ben dat we te veel pensioen opbouwen in Nederland en dat het verlagen van onze pensioenbesparingen inderdaad grote voordelen kent, is het afschaffen van de omkeerregel níet de brug naar een eerlijker Nederland. Sterker nog, de onderbouwing van Schimmelpennincks betoog gaat mank. 

Sander Schimmelpenninck is niet de enige die ervoor pleit om pensioenen niet langer te belasten in de uitkeringsfase maar al in de opbouwfase, waardoor de omkeerregel de facto komt te vervallen. Hij is misschien wel een van de grootste influencers op dit onderwerp in het publieke debat. Ironisch genoeg figureert Schimmelpenninck in een reclame voor pensioenbelegger Brand New Day waar hij de omkeerregel op pensioensparen juist benoemt als voordeel. Het gevolg van het afschaffen van de omkeerregel zou zijn dat er lagere pensioenvermogens in Nederland zijn, en dat heeft enkele voordelen, waaronder:

  • Lagere pensioenvermogens leiden tot meer kansengelijkheid (in het huidige stelsel betalen jongeren meer dan de waarde die ze er voor terugkrijgen, en ouderen minder; overigens is dat per 2027 met het nieuwe pensioenstelsel verleden tijd);
  • Minder pensioenopbouw leidt tot een hoger besteedbaar inkomen tijdens het actieve leven en een betere inkomensspreiding over het leven (we sparen in Nederland immers al te veel);
  • De kosten voor de schatkist, die ongeveer 16,4 miljard euro per jaar zou bedragen, kunnen veel nuttiger worden besteed.

Ondanks dat ik het eens ben met de stelling dat we te veel pensioen opbouwen in Nederland en dat het verlagen van onze pensioenbesparingen inderdaad grote voordelen kent, is het afschaffen van de omkeerregel hiertoe niet de oplossing. Sterker nog, ik zal toelichten waarom de onderbouwing van Sander Schimmelpenninck’s betoog mank gaat.

Het draagkrachtbeginsel als basis

De omkeerregel houdt in dat de pensioenpremie aftrekbaar is en dat de uitkering van het pensioen wordt belast. Het afschaffen van de omkeerregel leidt dus tot belastingheffing in de opbouwfase en een onbelaste pensioenuitkering. Dat is zeker vanuit fiscaal-theoretisch perspectief ongewenst, juist omdat veelal sprake is van verplichte pensioenopbouw.

Het draagkrachtbeginsel (‘ability to pay’) wordt mondiaal als beste beginsel voor de inrichting van een inkomstenbelasting aangemerkt. Dat beginsel brengt met zich dat belastingheffing over inkomen pas plaatsvindt op het moment dat de belastingbetaler dat inkomen daadwerkelijk geniet en liquide kán maken. Concreet: als je daadwerkelijk vanaf je pensioendatum over je pensioengeld kunt beschikken.

Pensioenaanspraak als uitzondering

In Nederland kun je een pensioenaanspraak vóór de pensioendatum niet liquide of, zoals het in jargon heet, ‘verteerbaar’ maken. Je pensioen mag niet worden afgekocht en zelfs niet worden beleend of verpand, in tegenstelling tot andere vormen van aanspraken. De pensioenaanspraak heeft dus een uitzonderingspositie ten opzichte van andere aanspraken in ons inkomens- en loonbegrip omdat je het dus niet liquide kunt maken, zelfs niet als je dat (op indirecte wijze) zou willen. Dit betekent dat áls je de pensioenaanspraak in de opbouwfase zou belasten, er geen geld is of aanwezig gemaakt kan worden om de belastingschuld mee te voldoen. Maar belangrijker is dat bij het afschaffen van de omkeerregel en overlijden vóór de pensioendatum, je belasting betaalt over inkomen dat je nooit daadwerkelijk geniet. Dat is fundamenteel onjuist en past niet in een op draagkracht gebaseerde inkomstenbelasting als de onze. Het woord ‘omkeerregel’ is daarom eigenlijk erg verwarrend: er is niets omgekeerds aan de omkeerregel!

Omkeerregel is geen ‘subsidie’

Pensioeninkomen zou voor het eerst belastbaar moeten zijn bij uitkering. Dat betekent dat de omkeerregel niet als een fiscale faciliteit of subsidie aangemerkt moet worden, in tegenstelling tot wat Schimmelpenninck betoogt. Het belasten van de pensioenuitkering is immers de fiscaal-theoretisch juiste manier van belastingheffing. En inkomen belasten op de enige manier waarop het vanuit het draagkrachtbeginsel – dat de basis is van een inkomstenbelasting – rechtvaardig is, kan je nooit als een ‘begunstiging’ of ‘subsidie’ bestempelen. 

Een rekenvoorbeeld

Dat het belasten van de uitkering tot lagere en latere belastingheffing leidt, is overigens evident. De lagere heffing is evenwel niet het gevolg van het toepassen van de omkeerregel maar van onze progressieve inkomstenbelasting en het feit dat na de AOW-gerechtigde leeftijd geen AOW-premie meer verschuldigd is. Ik licht dat toe aan de hand van een eenvoudig rekenvoorbeeld.

Met het niet belasten van de pensioenaanspraak verstrekt de overheid in wezen een renteloze lening aan jou als werknemer. Daar staat tegenover dat de waardeaangroei van je pensioen in de uitkeringsfase na je pensioendatum dus wel wordt belast. 

Uitgaande van het verwachte rendement op de pensioengelden die je hebt ingelegd, wegen deze twee grootheden – niet belasten tijdens opbouw en wel belasten tijdens uitkering – exact tegen elkaar op, rekening houdend met de tijdswaarde van geld. 

Ter illustratie geef ik een voorbeeld van dit tegen elkaar opwegen, afgeleid van box III-heffing:

Storting in pensioenregeling:         € 1.000                        

Rente/rendement:                            4%

Uitstelperiode:                                   30 jaar                        

Belastingtarief:                                  50% 

Nu ga je belasting betalen over je inleg: € 1.000 * 50% = € 500 inkomstenbelasting.

In toekomst ga je belasting betalen over de uitkering met de waardeaangroei over 30 jaar: € 1.000 * 1,04^30 = € 3.244. 

Je inkomstenbelasting is: € 3.244 * 50% = € 1.622. De contante waarde per heden is eveneens € 1.622 / (1,04^30) = € 500.

Rechtvaardigheid is geen derving

De zogenoemde budgettaire derving (Haags jargon voor wat het de staatskas kost) zit hem dus hooguit in de box 3-heffing die je dus niet verschuldigd bent, maar ook in de keuze voor een progressief belastingstelsel in combinatie met het niet-verschuldigd zijn van AOW-premie na de AOW-gerechtigde leeftijd. 

En mocht je die budgettaire derving al willen elimineren, dan moet de wetgever aan andere knoppen te draaien dan aan de omkeerregel. Maar, zoals gezegd, van budgettaire derving is geen sprake omdat de huidige fiscale behandeling van pensioenen de facto de enige rechtvaardige methode is. 

Lees ook de fiscale analyse van Ineke Koele op deze website: klik hier

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *