Als je maar glashard en gedecideerd roept dat bepaalde belastingconstructies “opmerkelijk” zijn, dan zou je dat als argeloze belastingbetaler (of volksvertegenwoordiger) zomaar kunnen geloven. In dit artikel reconstrueert fiscaal-advocaat Ineke Koele gedetailleerd hoe politieke vooringenomenheid, desinformatie en opzettelijke misleiding door de wetgever ingezet worden om fiscaal beleid langs parlement, pers en publiek te loodsen. Koele doet dit aan de hand van een recent beleidsrapport over “opmerkelijke belastingconstructies” en constateert dat in deze casus de troebele intenties van de overheid weinig tot geen ruimte laten om het ‘publieke licht’ over het wetgevende proces te laten schijnen. Een uiterst zorgelijke conclusie voor wie gelooft in een rechtvaardige belastingheffing als pijler onder onze democratie.
De waarheid die we delen
Rob Wijnberg schreef onlangs in zijn boek “Voor Ieder Wat Waars” dat waarheid is wat we delen met elkaar, in plaats van wat ons verdeelt. Daarvoor is nodig dat we een gelijkgerichtheid hebben op de toekomst en daar ontbreekt het vaak aan. Dat geldt ook voor fiscale wetgeving: daar wordt heel verschillend over gedacht. Voor velen is dat een lastige constatering, want het recht geeft toch zekerheid? Helaas weten fiscalisten maar al te goed dat dit een illusie is. In veel gevallen biedt fiscale wetgeving juist géén helderheid en zijn vele interpretaties mogelijk. En alleen die interpretaties die worden gedeeld, zijn ‘waar’. Omdat de maatschappij zo complex geworden is, worden wetten ook steeds breder (‘robuust’ in Haags jargon) geformuleerd wat tot onzekerheid leidt over de bedoeling ervan.
Waar het vertrouwen in de overheid erodeert, is het van groot belang dat beleidsvoorbereidende ambtenaren in hun rapporten en brieven duidelijk hun intentie uitspreken en dat hun belangen transparant zijn als zij bepaalde beweringen doen over hun perspectief op “de waarheid”. Dan is tenminste duidelijk met welk doel een bepaalde interpretatie wordt geconstrueerd en kunnen we daar een debat over hebben.
Dat is ook de manier waarop wetgeving gemaakt behoort te worden. Er zijn uitgebreid gemotiveerde wetsvoorstellen, waarin de intenties en bedoelingen duidelijk worden en de relatie van die intenties tot het voorstel helder wordt gemaakt. Vervolgens vindt er een wetgevend discours plaats, waarbij over die intenties en uitwerking wordt overlegd. Dat leidt vaak tot aanpassingen en verdere overwegingen, met uiteindelijk een resultaat waarvan kan worden gezegd, zoals Thorbecke het formuleert: ‘het publieke licht heeft geschenen over een nieuwe wet.’ Uit het verloop van dat discours kan dan vaak met enige moeite ook de ‘geest van de wet’ of de ‘bedoeling’ van de wet worden afgeleid, als er situaties zijn waarop de wettekst niet direct ziet. Zo wordt in de praktijk recht gevormd.
Helaas zien we ook bij onze wetgever dat deze steeds vaker gebruikmaakt van het zogenoemde Illusory Truth Effect: door herhaaldelijk desinformatie te produceren gaan we van lieverlede geloven dat het “de” waarheid is. Het gevolg daarvan is dat in het wetgevend proces niet langer het ‘publieke licht’ kan schijnen, maar dat dit juist wordt ontweken in een duisternis van troebele intenties.
“Opmerkelijke Belastingconstructies”
Dat is zeker het geval bij het gebruik door het Ministerie van Financiën en de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst van de zobenoemde “opmerkelijke belastingconstructies”, een begrip dat in de Newspeak van Orwell’s 1984 bepaald niet zou misstaan. Deze formulering is gelanceerd in een ambtelijk interdepartementaal beleidsonderzoek (‘IBO-rapport’) over vermogensverdeling dat gepubliceerd is in 2022.
Het rapport spreekt over vermogensverdeling en beschrijft dat de ongelijkheid in Nederland sinds de introductie van de Wet Inkomstenbelasting in 2001 is toegenomen. Daar ligt een belangrijke niet-fiscale reden aan ten grondslag: door het actieve beleid van de centrale banken is de beleidsrente gezakt tot een onrealistisch laag niveau, wat de waarde van vermogensbestanddelen (concreet: huizen, aandelen en vrijwel alle ‘hard activa’) heeft opgestuwd. Dit leidde voorzienbaar tot inflatie en nu dat inflatiespook iedereen heeft bereikt, leidt dit tot onvrede omdat de waardestijging van vermogensbestanddelen uiteraard niet gelijk is verdeeld over de bevolking.
Een weeffout in de inkomstenbelasting die wij sinds 2001 kennen is het feit dat de wetgever vanuit een oogpunt van efficiency (‘box 3 forfaitair rendement’ in jargon) mensen die een spaarrekening hebben gelijk wenste te belasten aan mensen die juist hele hoge rendementen hebben gemaakt met aandelen, vastgoed of zelfs cryptovaluta. Maar na het zakken van de marktrente onder het forfaitaire rendement van 4% werd de spaarzame burger te zwaar belast. De werkelijke rente bleef immers steeds achter bij het fictieve rendement waarover belasting moest worden betaald, terwijl de mensen die – al dan niet met geleend geld – gingen investeren in vermogensbestanddelen zoals vastgoed of aandelen spekkoper waren en relatief zeer weinig belasting betaalden. Dat de waardestijgingen zo hoog zouden worden, was in 2001 niet voorzienbaar, maar de rest wel. Belastingplichtigen reageerden daarop door vermogensbestanddelen van hun BV naar privé te halen door te lenen, waardoor weinig belasting en rente werd betaald. Inmiddels zijn de tarieven in box 3 en het forfaitaire rendement aanzienlijk verhoogd, waardoor weer meer de BV werd opgezocht. Waarna vervolgens ook díe tarieven werden verhoogd. Enfin, mensen reageren nu eenmaal op fiscale wetswijzigingen en daar is op zichzelf niets “opmerkelijks” aan. Vooral niet als die fiscale wetgeving dit soort vreemde weeffouten bevat.
Het genoemde IBO-rapport erkent dat de wetgeving onevenwichtigheden kent én – in in éen adem – dat dit “opmerkelijke belastingconstructies” met zich meebrengt. In een bijlage bij het rapport die met hulp van de Belastingdienst is opgesteld, wordt een tiental van die “opmerkelijke belastingconstructies” beschreven. De inleiding licht toe dat het bij die “opmerkelijke belastingconstructies” ondermeer gaat om vormen van belastingarbitrage danwel opmerkelijk gebruik van fiscale regelingen. Voor de goede orde: sinds de invoering van het belastingstelsel in 2001 is het uniek dat er in een overheidsrapport getoond wordt wat bij de Belastingdienst aan “belastingconstructies” voorbij komt.
Hoewel het rapport aangeeft dat de voorbeelden willekeurig zijn opgeschreven, leidde het eerste willekeurige voorbeeld al direct tot een wetsvoorstel, namelijk tot beperking van de giftenaftrek voor álle situaties (dus niet alleen de “opmerkelijke”). Dat deze wijziging niet doordacht was en ook niet zou leiden tot de beoogde begrotingsopbrengst, heb ik al beschreven in mijn bijdrage ‘De Patagonia-revolutie gesmoord’, o.a. gepubliceerd op de website van The Floris.
Er is echt niks “opmerkelijks”…
Een groep maatschappelijk betrokken The Floris-fiscalisten, onderwie ondergetekende, die begaan is met de kwaliteit van het fiscale debat heeft eerder een oproep gedaan voor overleg over het gebruik van de door MinFin geparachuteerde meme “opmerkelijke belastingconstructies”. De reden is dat wij van mening zijn dat geen van de voorbeelden in het IBO-rapport die kwalificatie verdient. Geen van deze “constructies” is zelfs maar een begin van “opmerkelijk”, maar eerder een simpel gevolg van bestaande wet- en regelgeving. In enkele gevallen is sprake van een onjuist standpunt van belastingplichtigen, wat evenmin herleid kan worden tot een (opmerkelijke) belastingconstructie. Ook zijn wij van mening dat de wetgeving die inmiddels het haastige gevolg is geweest van deze observaties, ronduit schadelijk is en niet op een rechtstatelijke wijze tot stand is gekomen met een zuiver debat, zoals dat hoort in een democratische rechtsorde. Al is het maar om te weten wat ‘de geest’ van die wet dan precies is.
Brief aan voorzitter Laura van Geest
Daartoe hebben wij een brief geschreven aan Laura van Geest, voorzitter van het AFM (en voorheen werkzaam op het Ministerie van Financiën), in haar capaciteit als voorzitter van het betreffende IBO-rapportcommissie. Wie anders dan het opperhoofd van onze Autoriteit Financiële Markten zou gevoelig moeten zijn voor onze fundamentele bezwaren tegen de meme “opmerkelijke belastingconstructies”? Juist ook zij, die in haar Financieele Dagblad-columns hamert op de kwalijke gevolgen van symboolwetgeving en het bijdragen aan een “low trust samenleving” door te denken dat het allemaal wel goed zit (zogenoemd ‘complicit’ gedrag).
Wij schreven Van Geest een uitvoerige brief onder verwijzing naar een vijftal publicaties in de vakliteratuur van de hand van de ondertekenaars van de brief. Alle artikelen hadden een gelijke strekking, namelijk dat we zeer gegronde redenen hebben om Van Geest, uiteraard gefundeerd en gemotiveerd, opmerkzaam te maken op daadwerkelijk misleidende frames die ten onrechte de kwalificaties “oneigenlijk gebruik” en “opmerkelijke belastingconstructies” oproepen. Kwalificaties die vervolgens worden aangewend als een Orwelliaanse motivering voor wetswijzigingen.
De formuleringen zien eruit als een weloverwogen generieke aanklacht tegen “de rijkste 1% van de bevolking”, waarbij bovendien – naar inmiddels is gebleken – het actieve gebruik van de media en anonieme klik- of klaaglijnen niet wordt geschuwd. Het NOS Journaal gebruikte kort na het verschijnen van het IBO-rapport de eerste “opmerkelijke belastingconstructie” als scoop-opening: “Vermogenden gebruiken eigen goede doelen als belastingconstructie”.
In de Kamerbrief van 29 november 2022 wordt op basis van ‘de taakopdracht’ die volgt uit het IBO-rapport Vermogensverdeling van oplopend €550 miljoen structureel een zogenoemde internetconsultatie gestart. Die “consultatie” komt de facto neer op een publieke kliklijn waar iedereen anoniem aan de Belastingdienst mag aangeven welke “opmerkelijke belastingconstructies” hun loslippige buurman heeft bedacht. Een uniek dieptepunt in onze fiscale geschiedenis, naar mijn mening…
Opzettelijke misleiding
Het meest verontrustende is dat de formuleringen in het IBO-rapport zo politiek zijn geladen en gekleurd dat we kunnen spreken van opzettelijke misleiding. Die misleidingen zijn te analyseren in (jargon uit de argumentatieleer en retorica) “unspeak” en “doublespeak” en beide zijn onwaardig voor een betamelijk handelende overheid en magistratelijk handelende ambtenaren.
Met een unspeak wordt een politieke lading bedoeld, waarmee elk onderscheid wordt vermorzeld[1]. Het doel van een unspeak is om, zoals het woord zegt, elke mogelijke andere visie bij voorbaat te diskwalificeren. Met een doublespeak wordt hier gerefereerd aan een bewuste poging de verontwaardiging bij het publiek en ook het parlement aan te wakkeren, waarbij echter de waarheid wordt verhuld[2]; hier worden feiten dusdanig selectief gepresenteerd dat ze de lading niet dekken maar de suggestie is er niet minder om. ‘Waar rook is, is vuur’, doet de rest.
De stelligheid waarmee de “constructies” worden beschreven, zijn van dien aard dat de fiscaal niet onderlegden vrijwel geen andere mening overblijft dan dit ook “buitengewoon opmerkelijk” te vinden. En daarmee is de uiterst twijfelachtige basis gelegd voor wetgeving, zonder enige fundamentele maatschappelijke of politieke discussie. Hoe dit in de praktijk uitpakt, hebben we kunnen zien aan de inbreng van Tweede Kamerlid Grinwis. Deze stelt voor om de vijfjarige vrijstelling van inkomstenbelasting voor expats – destijds door de overheid bewust ingevoerd – af te schaffen. Zijn redenering? Dat in de Miljoenennota 2023, zoals hiervoor gememoreerd, structureel 550 miljoen euro taakstellend als opbrengst is ingeboekt om belastingconstructies en fiscale regelingen te ontmantelen én dat de buitenlandse partiële belastingplicht – lees het UBO-rapport! – bij de fiscus te boek staat als, jawel, “opmerkelijke belastingconstructie”. Wat gebeurt hier dus? Omdat de Belastingdienst op influistering van de beleidsambtenaren van MinFin de expat-wet een “opmerkelijke belastingconstructie” vindt, is dat voor Kamerlid Grinwis, patsboem, voldoende rechtvaardiging voor het schrappen van die hele regeling. Zonder verder enig discours…
Wat staat er op het spel?
In onze oproep aan Laura van Geest gaven wij met open vizier aan waarvoor wij in actie komen. Als maatschappelijk betrokken fiscalisten bij The Floris zijn wij geschokt door het gebrek aan rechtstatelijk respect in de beschrijving van de voorbeelden en de daaropvolgende acties van de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst. Wij maken er ons dan ook ernstig zorgen over dat “Het Losgebroken Wantrouwen in de samenleving” – zoals beschreven door Ewoud Kieft in zijn boek “Vechten voor Democratie” – ook rondwaart binnen het Ministerie van Financiën. Het gaat ons om de evidente oneigenlijkheid van de redenen en dat blijkt uit de beschreven “belastingconstructies” die op hun fiscale merites beoordeeld die lading absoluut niet dekken. In de eerdergenoemde vijf vakpublicaties zijn wij telkens op specifieke beschreven ”opmerkelijke belastingconstructies” ingegaan. Onze conclusie is eensluidend: er zíjn helemaal geen “opmerkelijke constructies”! We zien hier eerder een simpel gevolg van bestaande wet- en regelgeving. Als in enkele gevallen sprake is van een onjuist standpunt van belastingplichtigen, kun je dat evenmin herleiden tot een “belastingconstructie”, laat staan een “opmerkelijke”.
Ook worden, zoals hiervoor al gememoreerd, bij de beschrijving van die constructies doodleuk elementen weggelaten die deze constructie bepaald minder voordelig maken, waaruit een doublespeak-intentie tot beïnvloeding spreekt. Élke fiscale regeling heeft uiteraard gedragseffecten die voorzienbaar zijn en ze zijn daarmee zeker niet opmerkelijk. De ophef en beeldvorming die hierdoor wordt gecreëerd is dan ook ronduit misleidend.
Van kwaad tot erger
Ruim een jaar na het IBO-rapport wordt in een brief van Staatssecretaris van Rij (19 september 2023) aan de Kamer het begrip ‘opmerkelijke belastingconstructies’ geduid als het ‘zodanig structureren, omvormen dan wel schuiven van transacties, inkomen, winst en vermogen opdat zo min mogelijk belasting wordt betaald. Dit gebruik staat op gespannen voet met wat met de wetgeving bij invoering is beoogd.’ (vetgedrukt door red.). Van Rij is hier duidelijk bezig met een ‘crescendo’: waar het eerst nog ging over een opmerkelijk gebruik van de fiscale regeling, is het nu al zo dat het ‘op gespannen voet staat’ met wat de wetgeving bij invoering beoogde. Geen woord over wat dan wel zou zijn beoogd bij invoering, en ook dat is geenszins terug te vinden in het eerdergenoemde IBO-rapport.
Nog iets later, bij de aankondiging van een internetconsultatie – de kliklijn waar ik het net over had – laat de intussen demissionaire Van Rij zijn interne reserves geheel varen en beweert hij heel stellig (hij versnelt tot een ‘forte’) dat het gaat om gevallen waar weliswaar wordt “gehandeld conform de letter van de wet, maar niet conform de geest van de wet” (vetgedrukt red.).
De geest van de wet: hij is er opeens!
“Zo, het is eruit”, zal Van Rij gedacht hebben. De teerling is geworpen. Alle opmerkelijke belastingconstructies ‘niet conform’ de geest van de wet! Het lijkt erop alsof die geest van de wet een eigentijds nieuw leven is ingeblazen, maar door wie en met welke autoriteit dan? Dit is een crescendo-gebruik van unspeak en daar herkennen we de intenties in van degenen die dit taaltrapezewerk bedenken. In stapjes wordt het publiek week gemaakt voor #ophef en is het pad begaanbaar gemaakt voor een #quickfix, zónder een publiek debat. Terwijl het debat nu juist zou moeten gaan om de vraag wat men anno 2024 als een wenselijke, rechtvaardige wet wenst aan te merken! Alleen als het publieke licht hierover kan schijnen in de volle breedte van het wetgevingsproces ontstaat een wettelijke regeling waar je vrede kunt hebben met de uitkomst, omdat het proces van wetgeving deugdelijk is. Als de procedure niet deugt, heeft het resultaat geen gezag.
Handelen in strijd met de geest van de wet, wat Van Rij nu beweert, is een ethisch verwijt aan degenen die als zodanig handelen. Ook veronderstelt het een gedeeld begrip van de geest van de wet, teneinde dat als ethische norm te kunnen aanvaarden. Handelen in strijd met de geest van de wet wordt overigens al veel langer aangeduid met de term ‘agressieve belastingconstructies’. En zo wordt door onze ambtenaren en Staatssecretaris volstrekt geruisloos de serie voorbeelden van de Belastingdienst van ‘opmerkelijk’ gebruik van een regeling getransformeerd tot ‘agressieve belastingconstructie’ waarbij de ethische norm geheel wordt verschoven naar de belastingplichtige en diens adviseurs. Het is ronduit aanmatigend dat ambtenaren van het ministerie van Financiën in hun rapporten menen dat zij de ‘geest van de wet’ bij elkaar kunnen tikken. Mogelijk apprecieert men een wet anders dan bij invoering, en dat betekent dat er opnieuw een rechtstatelijk debat over kan worden gevoerd. Als ambtenaren hun weerzin tegen de bedoeling van de wetgever van enkele jaren terug gaan afschuiven op de beweerdelijke ethiek van de belastingbetaler, wordt het vertrouwen van de samenleving ernstig gefrustreerd. Dat is ronduit schadelijk voor de samenleving. Vooral als tegelijkertijd wél in de politiek de lobby van de grote lobbyisten telkens opnieuw wordt gehonoreerd, zoals zo fijntjes in de onderzoeksjournalistiek van Carola Houtekamer en Merijn Rengers in NRC uit de doeken is gedaan.
Politieke delicatesse
Inmiddels heeft Staatssecretaris van Rijn in antwoord op Kamervragen over één van de in het IBO-rapport vermelde “opmerkelijke belastingconstructies” zelf recent (op 7 februari 2024) aangegeven dat het wat hem betreft geen “ongewenste belastingconstructie” betreft. Het gaat om de situatie waarbij jonge mensen een familiehypotheek aangaan bij hun ouders (overigens in de praktijk zonder een hypotheekrecht te bedingen nu dat al aan de bank is gegeven) om een huis aan te kunnen schaffen, waarbij ook jaarlijks een bedrag wordt geschonken door de ouders. Opmerkelijk kan men deze constructie inderdaad niet noemen, nu het voor de jongere generatie vrijwel onmogelijk is om nog een huis aan te schaffen zonder hulp van familie. Van Rij voelt goed aan dat dit een politiek uiterst delicaat onderwerp is, waarbij grote groepen belastingplichtigen veel weerzin en wantrouwen hebben opgebouwd tegen ‘de politiek’ met alle democratische gevolgen van dien. Onderzoek van economen heeft blootgelegd dat ongeveer een zesde van de jonge huizenkopers wordt gefinancierd door ouders, wat uiteraard wel leidt tot een ongelijkheid tussen jonge kopers met rijkere ouders en die zonder. Ook heeft dit een prijsopdrijvend effect, maar dat heeft het ook als de rente aan de ouders niet aftrekbaar zou zijn. En we kunnen uiteraard ouders niet verbieden hun kinderen te helpen met het financieren van een woning. Met andere woorden: het is ook relevant om de zuiver economische en de meer strikt fiscale aspecten uit elkaar te trekken. Woede over economische ongelijkheid botvieren op de fiscale integriteit van de burger is ronduit onbetamelijk en een groot maatschappelijk risico. ..
Te paard naar De burcht van Financiën
Hoe reageerde Van Geest op onze brandbrief? Ze verwees ons door naar de ambtenaren bij het Ministerie van Financiën die verantwoordelijk waren voor dit deel van het IBO-rapport en ze gaf ruiterlijk toe dat zij zich op hún expertise had verlaten. De brief die wij aan Laura van Geest hadden gestuurd, vergezeld met vijf publicaties in vaktijdschriften van de ondertekenaars, werd vooruit gezonden en het gevolg daarvan was een uitnodiging om op het ministerie te komen praten.
Op het Ministerie van Financiën vielen ons de grote hekken op, die we bij eerdere bezoeken nooit hadden gezien (‘beveiligingsissues’). We werden zorgvuldig begeleid naar een kamer waar we naar onze indruk nogal defensief werden ontvangen. Wat wij precies wilden van het Ministerie van Financiën? Dat hebben we op het ministerie hopelijk (opnieuw) voor het voetlicht proberen te krijgen:
1. Stop met desinformatie
Laat evidente desinformatie achterwege, ook uit respect voor belastingplichtigen, die de samenleving financieren. De gevolgen van het willekeurig betichten van belastingplichtigen van het gebruik van ‘opmerkelijke belastingconstructies’ is domweg desinformatie en daarmee zeer schadelijk voor het vertrouwen. De ambtenaren memoreerden dat intern de hypotheekrente aftrek ook een ‘opmerkelijke belastingconstructie’ werd genoemd en dat de meeste ambtenaren daar ook gebruik van maken en wij kregen de indruk dat dit als geruststelling bedoeld was, hetgeen het volgens ons geenszins is. Als iedereen “opmerkelijke belastingconstructies” hanteert, wat betekent dit dan precies? Het is een meme, een holle frase, een typische unspeak, met een schadelijke uitkomst, omdat het een negatief gebruik veronderstelt en een beschuldiging impliceert. Zo min als de voorbeelden uit het IBO-rapport, is het gebruik van de hypotheekrenteaftrek bij de huidige hoge huizenprijzen te kwalificeren als een “opmerkelijke belastingconstructie” en evenmin in strijd met de geest van de wet.
2. Stuur niet op de onderbuik, maar op een zuiver democratisch proces.
Het wordt breed onderkend dat het huidige niveau van ons parlement te wensen overlaat, wat deels te wijten is aan het gebrek aan ondersteunende middelen om een heel inhoudelijk discours te kunnen voeren op alle relevante thema’s en deels aan de extreme versnippering van het politieke landschap. In die situatie ligt de verantwoordelijkheid voor wetgeving, maar ook de voorbereiding van wetgeving en onderliggende sentimenten en beleid in rapportages, in grote mate bij de ambtenaren van de ministeries. Ambtenaren van het Ministerie van Financiën hebben in de huidige politieke realiteit zeer veel macht om beleid te maken en wetgeving te realiseren, maar dus ook om sentiment te creëren ter voorbereiding van die wetgeving. Van ambtenaren mogen wij echter een Socratische houding verwachten. Helaas lijkt de realiteit anders en wordt al dan niet bewust gemikt op de onderbuik, zonder de intenties en klaarblijkelijke privé-overtuigingen met open vizier te benoemen. Als die overtuigingen de premisse zijn voor misleidende manoeuvres richting de politiek, raakt de vraag wat rechtvaardige en kwalitatieve wetgeving is, wel erg ver buiten beeld. Het is nu juist de vraag of wijzigingen in de wet rechtvaardig zijn en daartoe dient het wetgevend proces.
Evenwicht tussen de wetgevende en uitvoerende macht.
Wij bespraken op het ministerie ook dat professionals, zoals economen en fiscalisten, in onze ogen geen politieke of ideologische voorkeuren dienen uit oefenen. Dat is het terrein van de politiek. Dat geldt ook voor belastingadviseurs zoals wijzelf. Het was ons opgevallen dat de trekker van het IBO-rapport op het Ministerie van Financiën eerder jarenlang had gewerkt als politiek adviseur voor (de partijleider van) de PvdA.
Uit de reactie van het kabinet op het IBO-rapport blijkt geen enkele reflectie op het werk van de ambtenaren van het Ministerie van Financiën. Nu wordt “geconstateerd” dat de fiscale onevenwichtigheden en opmerkelijke belastingconstructies te lang over het hoofd zijn gezien en dat deze moeten worden aangepakt. Dat klinkt reuze daadkrachtig, maar volgens kritische fiscalisten zoals wij zelf is deze spierballentaal vooral bedoeld om te maskeren dat de politiek niet in staat is om échte fiscale stelselwijzigingen door te voeren of zelfs maar de grote lobbyisten voor handhaving van fiscale privileges van de rijkste families in Nederland te pareren. Niet bepaald een ‘publiek licht’, maar een duister kansspelletje met de integriteit van de belastingbetaler.
Inhoudelijk gedreven, maar….
Het goede van een persoonlijk overleg is dat je van elkaar kunt invoelen waar de intenties op gericht zijn. Voor ons werd duidelijk dat de ambtenaren van het Ministerie van Financiën zeer inhoudelijk gedreven zijn op verbetering van het belastingstelsel. Toen wij een opmerking maakten dat de resultaten van de wetgevings-exercitie (Belastingplan 2023 en 2024) fnuikend zijn voor het welzijn van de non-profit sector en de Nederlandse civil society op langere termijn, ontstond grote weerstand. Het was moeilijk voorstelbaar dat hun inspanningen ook negatieve consequenties zouden kunnen hebben. De ambtenaren doen toch uitsluitend ‘het goede’? Ik moest denken aan een recent onderzoek over het zogenoemde ‘Halo-effect’ bij maatschappelijke organisaties. Mensen die voor de publieke zaak werken zijn licht vatbaar voor onethisch gedrag, omdat het goede doel eenvoudigweg alle middelen lijkt te heiligent. Het is volgens ons daarom van groot belang dat ambtenaren in open contact staan met verschillende gremia en deskundigen, die vanuit hun ervaringen en expertise perspectieven kunnen aanvullen of verveelzijdigen.
Inhoudelijk hebben we op het ministerie niet gesproken over de “opmerkelijke belastingconstructies” noch over de kritische publicaties van onze hand. De enige fiscalist bij het gesprek aanwezig vond “het allemaal wat te veel” en had onze publicaties niet gelezen. Dat is natuurlijk ook een manier om het gesprek inhoudelijk uit de weg te gaan (of gewoon een selection bias).
De black box blijft, helaas
Voor ons blijft het, ook na ons gesprek, nog steeds een black box hoe de relatie tussen uitvoerende macht en de politiek precies verloopt. Ondanks de mantra dat ‘het verder aan de politiek is’ hebben de topambtenaren van het Ministerie van Financiën hoe dan ook een essentiële rol in de kwaliteit van onze toekomstige wetgeving en belastingmoraal, waarbij een breed ontwikkeld kompas voor ethisch publiek leiderschap bóven de politieke arena noodzakelijk is. De polarisatie in de politiek leidt tot wetgevende wanorde en inconsistentie. Het gevolg daarvan is dat burgers afhaken, met allerlei negatieve gevolgen.
Uiteindelijk ontstond er in en door ons gesprek een begrip en een (pril) begin van vertrouwen over de intenties aan beide zijden. Het werd ook door het Ministerie van Financiën als zeer gewenst beschouwd dat er bij opkomende drang om in (ridderlijke Floris-)actie te komen er overleg moet plaatsvinden vóórdat tot incident-gedreven wetgeving of nieuwe rapportages wordt overgegaan. Met die afspraak heeft The Floris de MinFin-burcht weer verlaten.
Wordt zeker vervolgd.
[1] “Unspeak itself does violence: to meaning. It seeks to annihilate distinctions. Because meaning is socially constructed, the Unspeak that skews meaning for political ends can itself properly be called ‘anti-social’, in: Steven Poole, ‘Unspeak: How Words become Weapons, How Weapons Become a Message, and how that Message becomes reality’, Grove Press 2007, hoofdstuk 10.
[2] William Lutz, Doublespeak: from ‘Revenue Enhancement’ to ‘Terminal Living’: How Government, Business, Advertisers, and others use language to deceive you, Harper Perennial 1990. Doublespeak is language that avoids or shifts responsibility, language that is at variance with its real or purported meaning. It is language that conceals or prevents thought: rather than extending thought, doublespeak limits it.
Goed artikel dat mijns inziens de nuance in in discussie (en wetgeving) probeert op te zoeken. Voor de praktisch ingestelde fiscalist misschien iets meer concrete voorbeelden?
Ik ben heel gelukkig met dit goed onderbouwde en doorwrochte artikel. Ik zou mevrouw Koele willen vragen haar standpunt in opiniërende tv programma’s over “de bühne te brengen”, want het “Gesundenes Volksempfinden” is volledig beïnvloed door onderbuik sentimenten op dit moment. Ik hoef hiervoor slechts naar de recente uitslag van de Tweede Kamer verkiezingen te wijzen.
Mijn complimenten voor alle inzet! Laten we hopen dat dit bijdraagt aan een betere wetgeving. Ik vrees het ergste, waarbij er in Nederland afdrijven richting communistische heilstaat. Alle ellende is de schuld van de rijken..
Kijk alleen al naar de plannen en ideeën mbt huurwaardeforfait naar 2,5%-3%, afschaffing hypotheekrente, winstbelasting op de eigen woning, sterke verhoging schenking- en successierechten, beperking opbouw pensioen, beperking rente aftrek in vastgoed BV’s en ga maar door. De grote lijn is uitgestippeld. En de jacht op de paar honderd echte rijken zal er uiteindelijk toe leiden dat nog meer mensen NL gaan verlaten. De belastingheffing in Europa is ver van uniform. Zelfde geldt tav erfbelasting en bedrijfsoverdracht. Er komt nog veel op ons af..